Gedichten van Rupert Brooke

Vertalingen van Joh. de Molenaar
In ‘Helikon’

De Engelsche dichter Rupert Brooke sneuvelde in den Wereldoorlog. Zijn verzamelde poëzie verscheen in 1918 en is een treffend getuigenis van een mensch, die door een zuivere melancholie reeds voorbereid is op het einde, het anorganische einde door den collectieven dood.

Thans heeft Johan de Molenaar, die onlangs een aardige bloemlezing van vertaalde poëzie heeft uitgegeven, een aantal gedichten van Rupert Brooke in het Nederlandsch overgebracht (speciaal nummer van ‘Helikon’). De Molenaar, die tot dusverre geen bewijzen heeft gegeven van een oorspronkelijke dichterlijke begaafdheid, toont zich (misschien juist daarom? een zekere mate van onpersoonlijkheid is voor een vertaler lang niet altijd een nadeel!) een uitstekend bewerker van deze soort poëzie, die wel voor alles aanvoelen van de sfeer eischt. Men kan in details met De Molenaar van opvatting verschillen, over de vrijheden, die hij zich veroorloofde, en ook wel moest veroorloven, maar over het algemeen zijn de vertalingen zeer geslaagde vernederlandschingen van de origineelen.

Ter vergelijking laat ik hier onder elkaar volgen den Engelschen en Nederlandschen tekst van ‘Safety’, een van Brookes representatiefste gedichten.

Het origineel:

Safety
 
Dear! of all happy in the hour, most blest
 
He who has found our hid security,
 
Assured in the dark tides of the world at rest,
 
 
And heard our word, ‘Who is so safe as we?’
 
We have found safety with all things undying,
 
The winds, and morning, tears of men and mirth,
 
The deep night, and birds singing, and clouds flying,
 
And sleep, and freedom, and the autumnal earth.
 
We have built a house that is not for Time's throwing.
 
We have gained a peace unshaken by pain for ever.
 
War knows no power. Safe shall be my going,
 
Secretly armed against all death's endeavour;
 
Safe though all safety's lost; safe where men fall;
 
And if these poor limbs die, safest of all.

De vertaling van Joh. de Molenaar:

Veiligheid
 
Lief! 't zaligst is van wie gelukkig zijn
 
hij, die in 's werelds wee de heimlijkheid
 
van onze rust vond, onze zekerheid,
 
en hoorde' ons woord; ‘Wie kan zóó veilig zijn?’
 
Wij leven veilig in de eeuw'ge dingen:
 
de wind, de morgen, menschenlach en traan,
 
de nacht, jagende wolken, vogelzingen,
 
slaap, vrijheid en de herfstelijke maan.
 
 
't Huis dat wij bouwden kan de Tijd niet sloopen.
 
Wij wonnen vreê, voor altijd onaantastbaar.
 
Oorlog is machtloos; zie mijn veilig loopen,
 
gij Dood, heimlijk bewapend, ongenaakbaar;
 
veilig temidde' onveiligheid. Als 'k val,
 
als dit arm lichaam sterft, 't veiligst van al.

M.t.B.