De Openbaring van Johannes

Nieuwe uitgave met illustraties van H. Wiegersma

Apocalypsis of de Openbaring van Sint Jan. Met zestig illustraties van Hendrik Wiegersma. (Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam 1936).

‘OPENBARING van Jezus Christus, dewelke God Hem gegeven heeft om Zijnen dienstknechten te toonen de dingen die weldra geschieden moeten en die Hij door Zijnen Engel gezonden en bekend gemaakt heeft aan Zijnen dienaar Joannes’.

Aldus begint een van de merkwaardigste, moeilijk te interpreteeren en toch zoo fabelachtig invloedrijke boeken van den Bijbel, over welks oorsprong en bedoeling de geleerde commentatoren het nog steeds niet eens zijn: de Openbaring van Johannes, ‘dewelke het Woord Gods betuigd en getuigenis gegeven heeft van Jezus Christus, van al wat hij gezien heeft’. Naar den vorm een visioen, naar den inhoud een duistere profetie van komende dingen, die zeker voor de oorspronkelijke geloovigen de beteekenis heeft gehad van een belofte der spoedige vergelding. ‘Hij die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom welhaast. Amen. Kom Heere Jezus’. Maar lang na zijn geboortetijd heeft dit boek, dat in geen enkel opzicht aan de Evangeliën doet denken, de zielen der Christenen beheerscht, niet alleen theoretisch, maar ook praktisch. De middeleeuwsche politiek b.v. kan men zich niet denken zonder de Apocalyps; de verwachting van het losbreken van satan, de komst van het duizendjarige rijk, de psychologische beoordeeling van keizers, pausen en koningen, die daarmee ten nauwste samenhangt, dat zijn alles elementen in het maatschappelijk leven der middeleeuwen, die hun voedingsbodem hebben gehad in de Openbaring van Johannes. Men denke slechts aan deze passage uit het twintigste hoofdstuk:

‘En ik zag eenen Engel uit den hemel nederdalen, die den sleutel des afgronds had en eene groote keten in zijn hand.

En hij greep den draak, de oude slang, welke de duivel en satan is en hij bond hem vast voor duizend jaren.

En wierp hem in den afgrond en sloot en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, totdat de duizend jaren voleindigd waren, waarna hij voor een luttel tijds moet worden losgelaten....

En wanneer de duizend jaren zullen voleindigd zijn, zal de satan uit zijnen kerker worden losgelaten en hij zal uitgaan om de volkeren te verleiden die op de vier hoeken der wereld zijn, Gog en Magog, en hij zal hen verzamelen ten strijde. Hun getal is als het zand der zee’. Etc.

De invloed van deze geheimzinnige regels is onberekenbaar groot geweest; de volkeren Gog en Magog spelen een rol, overal waar van invallen en plunderingen door barbaren sprake is, zij spelen zelfs nog een rol in het hedendaagsche anti-semietisme. En op de voorspelling van de loslating van satan volgt in de Apocalyps het visioen van de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, ‘toebereid als eene bruid die voor haren man is getooid’. Ik behoef slechts te herinneren aan den opstand der Wederdoopers, die te Munster hun wonderlijk rijk stichtten, om een andere episode van apocalyptische koorts den lezer voor den geest te roepen. De sfeer van stralende belofte en daarnaast van verschrikkelijke wraakneming, die kenmerkend is voor dit boek, heeft niet nagelaten in te werken op hen, die verdrukt werden en naar verlossing van dien druk smachten.

Bij moderne rationalisten is de Apocalyps ten onrechte minder in tel. Zulk een geschrift is voor de psychologie van het Christendom uiterst belangwekkend, het is de tegenkant der Evangeliën, zoowel wat de geestesgesteldheid van het boek zelf als wat zijn historisch effect op de Christenheid betreft. Wie het Christendom alleen uit de Evangeliën begrijpt, begrijpt, het half, want de Jezus der Evangelisten heeft men te completeeren door den Jezus der Openbaring, de Alpha en de Omega, die komt ‘om een ieder te vergelden naar zijn werken.

‘Buiten zijn de honden en de tooveraars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaren en alwie de leugen liefheeft en spreekt.

Van de Apocalyps nu heeft de firma Nijgh en van Ditmar een nieuwe, zeer royaal gedrukte en typografisch uitstekend verzorgde uitgave het licht doen zien. Behalve door den tekst is deze editie belangwekkend door de illustraties van den schilder-dokter Hendrik Wiegersma, die zich voortreffelijk aansluiten bij het lettertype. Men kent waarschijnlijk de verbeeldingen van Albrecht Dürer (de vier apocalyptische ruiters!), waaruit zoo duidelijk de realistische opvatting van dit visioen spreekt. De tijd van Dürer was vol van apocalyptische verwachting, en het is daarom juist zoo merkwaardig te zien, hoe de beeldende kunstenaar de letter van het ‘Woord’ volgt. Daarvan is bij Wiegersma geen sprake. Zijn reactie op de openbaring is die van den romanticus, die het visioen in de eerste plaats tracht vast te leggen in een moment, opgedoken uit de tallooze andere momenten, die ook mogelijk zijn. Terwijl bij Dürer de verantwoording van het detail een belangrijke post is, overweegt bij Wiegersma de romantische indruk van het geheel. Twee interpretaties dus van dit Bijbelboek, die twee verschillende kanten van het geschrift naar voren brengen, beide in hun soort volkomen representatief.

Een prachtige uitgave dus, een opmerkelijk specimen van Nederlandsche boekdrukkunst.

M.t.B.