Het boek van den heer Verdenius

Maatregel van den uitgever, die weinig bevredigend aandoet
Een analoog geval: Karstens vertaaloefeningen

ZOOALS wij gisteravond berichtten, heeft de fa Wolters, die het dezer dagen zoo druk besproken werk ‘Hauptperioden der deutschen Literaturgeschichte’ heeft uitgegeven, zich door de op dat werk uitgeoefende critiek genoopt gezien tot het nemen van maatregelen. ‘Kortelings’, aldus deelt zij letterlijk in een prospectus mee, ‘zijn er van enige zijden bezwaren kenbaar gemaakt tegen behandeling in de klas van de jongste literatuurperiode in Duitsland. Om aan deze bezwaren tegemoet te komen is in de “Hauptperioden der deutschen Literaturgeschichte”, van B.E. Bouwman en Th.A. Verdenius het laatste hoofdstuk van het overige werk gescheiden, en zijn beide gedeelten afzonderlijk verkrijgbaar gesteld. Het eerste gedeelte loopt nu tot en met het Expressionisme; een Anhang, die los kan worden ingelegd, bevat de opmerkingen over de ontwikkeling der jongste literatuur in Duitsland, met de daarbij behorende teksten.’

De eigenlijke quaestie omzeild.

Hoewel men slechts met genoegen kan vernemen, dat de uitgever gemeend heeft in dezen iets te moeten ondernemen om aan de ernstige bezwaren, tegen het door den heer Verdenius op zoo zonderlinge wijze herziene leerboek geuit, tegemoet te komen, lijkt mij de manier waarop zeer onbevredigend. Het gebaar van de fa Wolters bewijst, dat zij de gegrondheid der geoefende critiek erkent, want anders zou zij niet tot zulk een ingrijpenden en voor den auteur van het betreffende boek weinig aangenamen maatregel overgaan. Anderzijds echter handhaaft zij het geïncrimineerde hoofdstuk, door het weliswaar niet per flesch, maar toch per glas te blijven verkoopen.

Wat moet men hier nu uit opmaken? Dat de leeraren, die den ‘Anhang’ niet wenschen te gebruiken, het zonder handleiding voor die laatste jaren wel kunnen stellen? Dat de fa Wolters den tekst van dien nu van het geheel losgemaakten ‘Anhang’ zijdelings toch nog blijft protegeeren?

M.i. moet men, àls men maatregelen neemt, ook maatregelen nemen, die hout snijden. Men zal zich misschien herinneren, dat de fa Van Holkema en Warendorf bij een andersoortig, maar toch vergelijkbaar geval (een door haar uitgegeven boekje met een gefingeerd interview met Hitler) na de verschenen vernietigende critiek haar uitgave eenvoudig heeft ingetrokken; met dat gebaar was het geval dan ook uit de wereld. De fa Wolters had hetzelfde kunnen doen met het staartje van 's heeren Verdenius boek, en ook haar geval zou tot het verleden hebben behoord. Zij heeft dat echter niet gedaan, en de quaestie, waarom het hier gaat, dus eigenlijk blauw blauw gelaten. Die quaestie is: moet het literatuuronderwijs in Nederland worden beïnvloed in puur nationaal-socialistischen geest, of zal de humanistische geest worden gehandhaafd, die zich niet naar Adolf Hitler, maar naar de waarde van het litteraire voortbrengsel richt? Zoolang er hier geen politie is, die ons voorschrijft, dat het werk van Thomas Mann ‘unbesprochen bleiben muss’, heeft het onderwijs de taak om op zijn hoede te zijn voor geïmporteerde methoden, die niet los zijn te maken van leidersvergoding en antisemietisme.

Holland annektiert sich selbst.

Men kan overigens desgewenscht de jongste litteraire periode in Duitschland in de klas best behandelen, en ook zeer wel een uiteenzetting geven van de bloed-en-bodem-theorie van het nationaal-socialisme; maar een eerste vereischte is dan toch, dat de gebruikte handleiding niet een critiekloos afgeschreven copie is van een Goebbels-brochure, die iedere critische beschouwing bij voorbaat onmogelijk maakt. Het geval Verdenius staat bovendien niet alleen. Wie het eveneens door de fa Wolters uitgegeven boekje Deutschland in zwei Jahrtausenden, bevattende fragmenten ter vertaling uit het Duitsch, bijeengebracht door drs J. Karsten, eens doorbladert1, zal daarin stukken uit een redevoering en uit ‘Mein Kampf’ van Hitler afgedrukt vinden, waarin b.v. sprake is van ‘qualitativ höherstchende’ en ‘qualitativ schlechtere Rasse’, om maar een enkel voorbeeld te noemen; op pag. 150 v. van datzelfde boekje is een samenvatting van de begrippen ‘Kapitalismus’ en ‘Marxismus’ opgenomen, die eveneens gecopieerd lijkt uit materiaal van het propaganda-ministerie

Holland annektiert sich selbst. Zoo mag de jeugd op p. 164 van 's heeren Karstens bloemlezing van Arthur Moeller van den Bruck (zonder één woord commentaar, laat staan critiek!) leeren, dat ‘die Schweiz und die Niederlande und die baltischen Siedelgebiete’ eigenlijk behooren tot de Duitsche ‘Sprach- und Stammeszugehörigkeit’. Ik wijs op dit andere geval, omdat er uit blijkt, dat de verpolitiseering van het Nederlandsche onderwijs van zekere zijde niet onhandig wordt bedreven.

M.t.B.

1Onder ‘Nieuwe Uitgaven’ is dit boekje als schooluitgaaf al aangekondigd. - Red.