Nanon

Romantische film uit den tijd van Lodewijk XIV
Asta-Theater

Twee zingende personages, de waardin Nanon (Erna Sack) en de markies Charles d'Aubigné (Johan Heesters), loopen door deze film rond in costumes uit den tijd van den Zonnekoning. Maar zij hebben nog andere dingen omhanden: Nanon is n.l. verliefd op Charles, die haar in de rol van eenvoudig tamboer het hof heeft gemaakt, en zij wil haar tamboer wettig huwen, aangezien zij een serieuze dame is, geen allemansvriendinnetje. Dus maakt zij alles klaar voor een huwelijk, en Charles, die van niets weet, zou bijna tegen zijn bedoelingen getrouwd zijn, als zijn vrienden hem niet op het nippertje door een schijnarrestatie uit den brand hadden geholpen. Nanon verkeert in de meening, dat Charles werkelijk gearresteerd is en probeert door middel van Molière, wiens troep voor Lodewijk XIV optreedt, een decreet van Z.M. te krijgen, waarin de gevangene begenadigd wordt; hetgeen haar lukt, dank zij de vindingrijkheid van Molière. Door een aantal operettecomplicaties (waarbij o.a. de beroemde Ninon de l'Enclos betrokken is), raakt Charles toch nog echt in de Bastille, zoodat het begenadigingsdecreet toch nog goede diensten kan doen. Inmiddels is (zoo hoort het) de vluchtige liefde van Charles voor Nanon in duurzame liefde verkeerd, en op hoog bevel des konings treden zij in het huwelijk.... niét dan na nog eens duchtig gezongen te hebben, natuurlijk.

Met den tijd van Lodewijk XIV heeft de film ‘Nanon’ alleen de costumes gemeen. Noch de handeling, noch de muziek, noch de dialoog, kunnen aanspraak maken op historische juistheid. Vermoedelijk was dat de bedoeling ook niet, en wilde de regisseur, Herbert Maisch, slechts een voorwendsel vinden om de werkelijk voortreffelijke stem van Erna Sack aan het publiek te laten hooren. Ook onze landgenoot Heesters zingt trouwens niet kwaad, en met zijn pruik ziet hij er ook zeer toonbaar Louis XIV uit. De Molière van Otto Gebühr is een van de beste rollen van deze film (Gebühr heeft betere dagen gekend, was immers eens zelf de koning, Frederik de Groote!); de Lodewijkcreatie van Karl Paryla is hoogstens aannemelijk voor de operette. Maar nogmaals, meer dan een operette hebben waarschijnlijk ook de makers van de film niet bedoeld; op het romantische zingen komt het aan en daarvan krijgt men meer dan genoeg te hooren.

M.t.B.