Alcohol in de poëzie

Han G. Hoekstra. De Dorstige Dichter. (Bigot en Van Rossum, Amsterdam).

De alcohol heeft in de Nederlandsche dichtkunst een zeer belangrijke rol gespeeld, zoowel door de inspiratie, die hij heeft verschaft, als door de stof, die hij den dichters geleverd heeft om over te dichten.

Natuurlijk bestaat er tusschen het eerste en het laatste een zekere wisselwerking, want wie zich door drank geïnspireerd voelt, heeft zoo nu en dan ook behoefte om zijn dankbaarheid daarover te betuigen aan jenever, wijn of bier. De dichter Han G. Hoekstra heeft nu een groot aantal van deze dankbaarheidsbetuigingen verzameld in een boekje, getiteld De Dorstige Dichter, ‘omvattende een bescheiden verzameling gedichten en liederen uit nabij en ver verleden, handelende over den drank en zijn schenkplaats, over den dorstige en over den dorst.’ Een heel geslaagde bloemlezing uit onze alcoholische poëzie, uiteraard aanstootelijk voor geheelonthouders en ook weinig inlichtingen verstrekkend over de nadeelige invloeden van den drank op onze litteratuur, maar getuigend van groote belezenheid in de materie. Men vindt hier zoowel Omar Khayyam als P.J. Troelstra, zoowel Marsman als Hennebo, zoowel Anton van Duinkerken als Speenhoff, en daarenboven nog tal van anonymi, die zich door drankgebruik tot dichtbeoefening hebben laten verlokken.

Een opvoedende Lof van den Jenever is dit gedicht van den achttiende eeuwer Hennebo:

 
Jenever, in den Morgenstond,
 
Verfrist, en maekt den Mensch gezond,
 
Verjaagd de slaap, en maekt de zinnen
 
Bekwaem om alles te beginnen.
 
Wanneer de Zuyerzon omhoog
 
Maekt magen swak en Leevers droog,
 
Dan ziet men hoe door de Jenever
 
De Maag hersteld word, en de Leever.
 
Gelyk als Foebus zijn Auroor
 
Volgd ieder morgen op het spoor;
 
Zo volgd, als men heeft Thé gedronken,
 
Dat den Jenever word geschonken;
 
Wat de Jenever in de Nagt
 
Voor deugd doet weet de Ratelwagt;
 
Hij licht ons in de duystre weegen,
 
En sterkt het Hert in Wind en Reegen.

Men moet al tamelijk ver heen zijn, als men aan dit gedicht geloof wil hechten, maar het klinkt toch bijzonder opbouwend, en daar gaat het om.

M.t.B.