Het symbolische harnas

De voorliefde voor het dikke boek
Niet alledaagsch conflict tusschen den schrijver en zijn talent

Albert Helman. Het Vergeten Gezicht. (Nijgh en van Ditmar, R'dam 1939).

Albert Helman, dat lijkt langzamerhand wel een onomstootelijk feit te zijn, staat om een of andere reden op gespannen voet met het dikke boek. Hij heeft de behoefte om boeken van grooten omvang te schrijven, maar juist deze geschriften zijn zijn speciale noodlot. Twee jaar geleden scheen Helman zich plotseling van de obsessie van het dikke boek te hebben bevrijd; hij publiceerde twee novellen onder den titel 's Menschen Heen- er Terugweg, waarvan vooral de tweede tot zijn allerbeste werk bleek te behooren; gevoelig en toch sober geschreven, had dit proza geheel en al de qualiteit van zijn Zuid Zuid West, het bescheiden, maar zuivere boekje over zijn geboorteland, waarmee hij gedebuteerd had. 's Menschen Heen- en Terugweg was een werk van klein formaat, quantitatief gesproken, maar deze vorm bleek volkomen des schrijvers intenties te dekken. De symboliek, waaraan Helman zich gaarne te buiten gaat, was ook hier aanwezig, maar met name in dat laatste verhaal zonder eenige opzettelijkheid, zoodat men, dezen stijl genietende, zelfs aan de zuiverheid van een Kafka kon denken.

Maar kennelijk wordt Helman gedreven door een andere eerzucht: die van he dikke boek. De novelle, het verhaal met sfeer, dat hem zoo goed ligt, schijnt hem niet te bevredigen; en zoo ziet men hem in zijn nieuwen roman Het Vergeten Gezicht weer grijpen naar het groote volume; niet 's Menschen Heen en Terugweg, maar een boek als Waarom Niet? schijnt hem tot voorbeeld te hebben gediend. D.w.z.: In de keuze van het gegeven zou men eenige overeenkomst met de beide novellen kunnen ontdekken, maar de uitwerking van dit gegeven beteekent een ‘terugweg’ naar het dikke boek, dat Helman niet beheerscht.

Opnieuw begint hij veelbelovend, concreet, poëtisch; de lezer is gespannen, hij verwacht iets, hij verwacht veel; hij ontdekt weer, dat Helman kan schrijven, dat hij een ‘natuurtalent’ bezit; dan echter wordt het hem langzamerhand duidelijk, dat Helman een symbolische historie wil opzetten, die alleen maar geschikt is om zijn talent schipbreuk te laten lijden. Het boek wordt dikker en dikker, het begint te rammelen; het wordt, na een zeer goeden inzet, steeds ongeloofwaardiger; de symboliek, in 's Menschen Heen- en Terugweg zoo organisch opgenomen in den stijl, krijgt het karakter van een enorm bedenksel. en men begint te worstelen met de bladzijden, na eerst werkelijk geboeid te zijn geweest.

De obsessie.

Hebben wij hier te doen met een frappant staaltje van gemis aan zelfcritiek? Of is deze voorliefde voor het opzettelijk geconstrueerde symbool, dat de spontaneïteit van het scheppend gebaar moet vervangen, gevolg van een innerlijk conflict in Helmans persoonlijkheid, dat hem dwingt deze richting in te slaan, hoewel zijn talent juist naar den anderen kant wijst? Het eene behoeft het andere niet uit te sluiten; maar ik geloof, vooral op grond van dezen nieuwen roman, dat wij in het geval Helman inderdaad een obsessie kunnen aanwijzen, en wel meer in het bijzonder een erotische obsessie; onder invloed daarvan kan iemand zijn zelfcritiek het zwijgen opleggen, ook al is hij scherpzinnig genoeg om van zijn fouten te weten. Helman behoort geenszins tot de vulgaire romanfabrikanten, die er alleen op uit zijn jaarlijks met hun ‘product’ aan de markt te komen; een boek als Het vergeten Gezicht is geschreven om een probleem, dat den auteur dwars zit en waarvan hij zich door het litteraire symbool tracht te bevrijden; maar die bevrijding, hoezeer misschien ook geslaagd voor Helman zelf (ik kan dat niet beoordeelen), blijft voor zijn lezer een toer aan den rekstok, die met een leelijke duikeling eindigt.

Ik kan deze onevenredigheid van bedoeling en resultaat, van reëel talent en enormen opzet, van concreet uitbeeldingsvermogen en abstract-litteraire ‘Planwirtschaft’ alleen verklaren door een obsessie: een obsessie, die in Het Vergeten Gezicht trouwens duidelijk genoeg spreekt door het opzettelijke schema van zee contra land, van eenzamen man contra prostituée. Dit schematiseeren met symbolisch bedoelde figuren, culmineerend in niet minder dan een complete en absoluut onaannemelijke gedaanteverwisseling (de prostituée, wier minnaar wordt doodgeschoten, besluit zijn rol over te nemen, hetgeen haar natuurlijk niet gelukt), is bij Helman niet maar een manier om een avonturenroman te schrijven; het vertegenwoordigt voor hem duidelijk een diepe levenswaarheid, en zijn fout is alleen, dat hij den lezer niet van die waarheid vermag te overtuigen, zooals in het tweede verhaal van 's Menschen Heen- en Terugweg. Alles is mogelijk en alles kan symbool zijn, ook een gedaanteverwisseling van de gedurfste soort, maar de romanschrijver zal hebben te bewijzen, hoe zij mogelijk en tegelijk symbool kan zijn!

Helman heeft in dit boek zijn ervaringen van een reis naar Mexico verwerkt. Zijn eenzame man, de matroos Rufino López, dringt bij Veracruz dit ‘moederlijke’ land binnen, opgejaagd door de verveling, maar ook aangelokt door dit nieuwe element, dat den veroveraar Cortez zijn schepen achter zich deed verbranden. Reeds dit binnendringen heeft een symbolisch tintje, maar Helman beheerscht zijn stof tot Rufino in de Mexicaansche bordeelenwijk terecht komt en de vrouw ontmoet, die het symbolische personage par excellence zal blijken te zijn: Matilde, ‘van dezelfde gestalte als Rufino, rijzig en bijna mager, met iets mannelijks in haar trekken’, bij uitstek geschikt dus, concludeert men later, om de rol van den outcast Rufino over te nemen, als hij gesneuveld is door het schot van Matildes souteneur.

Het is curieus om op te merken, dat Helman ongeveer bij het optreden van deze prostituée zijn gezag over de materie kwijt raakt, terwijl het ‘innerlijk rhythme’ van zijn stijl plaats maakt voor een theoretischen, vaak levenloozen dialoog en een kartonnen decor. Tot en met pag. 74 leest men Het Vergeten Gezicht geboeid, al merkt men hier en daar, dat de auteur bepaalde symbolische bedoelingen achter de hand houdt; de intocht van Rufino López in Mexico heeft de poëzie van het werkelijk gezien, van het heldere visioen, dat uit de herinnering geboren wordt. Hoe komt het, dat Helman, te beginnen bij het vierde hoofdstuk, dien eigen, poëtischen, concreten stijl laat varen om over te schakelen naar het symbolisch bedenksel, dat zijn talent nog slechts sporadisch een bescheiden kans geeft? Men moet het toeschrijven aan de erotische obsessie, die zich in een theorie heeft omgezet. Van Mexico ziet men verder niets meer dan de prostitutiewijk, met Matilde als centraal punt, tot Rufino, na vele ervaringen, die ons eigenlijk weinig interesseeren, door den souteneur don Agustin wordt neergeschoten en Matilde besluit om in zijn kleeren de zee op te zoeken. Het schijnt, da Helman dezen reuzenzwaai, waarop de compositie van zijn roman berust, aannemelijk heeft willen maken door het feit, dat Matilde verslaafd is aan het ‘Rauschgift’, genaamd ‘mariguana’, dat in den vorm van sigaretten wordt genoten; Helman geeft van de sensatie, die dit rooken veroorzaakt. in het derde hoofdstuk een suggestieve beschrijving. Maar mariguana of geen mariguana, deze rolverandering van een prostituée, die nu matroos wordt, is volstrekt onverantwoord; men moet het maar gelooven, en aangezien men het onmogelijk gelooven kàn, verliest de rest van Matildes lotgevallen ook haar waarde.

Invloed der psychoanalyse.

Dit overnemen van Rufino's naam en rol, nadat de echte Rufino in het ‘moederlijke’ land ten gronde is gegaan, dit opleven van den man uit de vrouw, dat tenslotte toch weer een misrekening blijkt te zijn: het is alles verzonnen, zij het dan onder den druk van symbolen, die Helman blijkbaar vervolgen. Men had, na dien veelbelovenden tocht door Mexico, gaarne iets gezien van deze half-barbaarsche maatschappij, waarin men door de romans van Guzman (In de Schaduw van den Leider, Adler und Schlange) verplaatst wordt; helaas, Helmans obsessie monopoliseert onze aandacht voor het bordeel en voor net koppig doorgevoerde symbolische schema, waaraan Rufino en Matilde zoo voortreffelijk gehoorzamen. Hier geeft men nu een merkwaardig voorbeeld van den invloed der psychoanalyse en aanverwante stroomingen op de litteratuur, maar met averechtsch effect. Terwijl Freud stellig niet bedoeld heeft om door het centraal-stellen van de sexualiteit een bewustzijnsvernauwing aan te bevelen, ten gevolge waarvan de cultuur gereduceerd wordt tot een schema van erotische symbolen, heeft zich bij den romancier Helman die vernauwing inderdaad voltrokken; hij perst zijn romanstof in een symbolisch harnas, in plaats van dat de symboliek ongedwongen openbaar wordt aan de romanstof.

Vandaar ook deze krampachtige concentratie op de sfeer van het bordeel, die tegenwoordig de verzwijgende pruderie van het Hollandsch binnenhuisje heeft verdrongen; een concentratie, die volkomen het karakter draagt van een obsessie, anders gezegd een tekort aan cultureele sublimeering. En was deze obsessie nu zuiver en alleen gegeven als obsessie, zooals b.v. bij Céline of Slauerhoff, men zou er niet aan denken daar ‘aanmerking"’ op te maken of het voor de pruderie op te nemen; de zaak is echter, dat Helman zijn obsessie met een kunstmatig begrip wil doordringen, dat hij er zijn uit de theorie opgedane wijsheid mee wil spuien.... met het zeer voor de hand liggende gevolg, dat de obsessie haar obsedeerend effect op den lezer mist en de aldus gespuide theorie niet tot haar recht komt vanwege de houterigheid der romanfiguren! Een zonderling dilemma, maar bij uitstek het dilemma van Helman in zijn dikke boeken!

Toch wil ik niet nalaten, tot slot van dit artikel, de aandacht nog eens te vestigen op het positieve in Helmans talent, dat zich zoo voortreffelijk beoordeelen laat op grond van de eerste zeventig bladzijden. Het geval van den schrijver, die in conflict leeft met zijn eigen begaafdheid, die met alle geweld ‘tegen den stroom oproeit’ en zich de bevrediging wil verschaffen van het groote volume, welke hem door de geslaagde concentratie op het kleine niet schijnt te worden geschonken: dat geval is niet zoo alledaagsch. Men leze die eerste zeventig bladzijden om op de tong te proeven, met hoeveel intensiteit Helman Mexico heeft beleefd.... en men leze de rest om er zich over te verbazen, dat hij deze kostbare reëele ervaringen zoo grif kon inruilen tegen het klatergoud der symboliek.

Menno ter Braak.