L.J. Jordaan
aan
Menno ter Braak

Amsterdam, 13 juni 1928

13 Juni '28

Beste Menno,

Toen ik op het punt stond in de avion naar Parijs te stappen, bracht mijn vrouw, die me wou zien vertrekken, een brief van je mee, die ik in Parijs zou beantwoorden. Hetgeen ook mijn H. Voornemen was. Een oneenigheid met mijn hotelier, maakte dat ik den eersten dag weer verkaste - de drukte van mijn bezigheden maakte, dat ik de zaak uitstelde, tot ik merkte, dat ik èn je brief èn je adres kwijt was.

Teruggekomen heb ik bij Scholte geinformeerd, waar je momenteel zat en zoo ontvang je deze min of meer posthume, maar berouwvolle letteren. Wat ik me van je schrijven herinner is een aanvraag om de cliché's van Metropolis voor je boekje. Jong - daar heb ik niet over te beschikken - daar beslist de Groene over. Ik twijfel er overigens niet aan, of ze zullen ze je graag afstaan. Het meest rationeele lijkt me, dat je even een briefje schrijft aan van Dam, met bijvoeging, dat ik er geen bezwaar tegen heb en je verzoek van harte steun.

Mocht ik een belangrijk punt vergeten hebben te beantwoorden, schrijf me dan nog eens uit Berlijn. In Parijs was letterlijk niets te doen. Alleen Le roi des rois werd gedraaid en ik had nog niet de fut den schok eener ontmoeting te weerstaan.

Over de Liga-zaken: ziekte van Boeken - uitstel der jaarvergadering etc. zal je ongetwijfeld zijn ingelicht. Ik ben nieuwsgierig of je terug zult zijn tegen dien tijd. Noodig is het wel! Kom je nog kijken naar het spel van Franken? Laat - als het vossen 't gedoogt - 'res wat hooren. Een paar vurige kooltjes op mijn kop in dezen winterschen zomer, kan geen kwaad.

Veel groeten en veel succes, ook namens mijn vrouw

t.t.

Jordaan

Origineel: Amsterdam, EYE Film Instituut Nederland

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie