Menno ter Braak
aan
F.J. Krop

[15 oktober 1931]

Den Weled. Zeergel. Heer Dr. F.J. Krop

Zeer geachte Heer

In antwoord op Uw schrijven van 14 dezer bericht ik U, dat ik den Heer Schrijver in verband met de affaire van het door Uw zoon gepleegde plagiaat heb meegedeeld, dat ik gaarne bereid ben, U na voorafgaande telefonische afspraak te woord te staan.

Ik ben echter niet gewoon noch bereid, mij aan een schriftelijk verhoor te onderwerpen.

Inmiddels, met de meeste hoogachting,

Doorslag: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie