Briefwisseling Menno ter Braak - Rombout van Riemsdijk

Menno ter Braak
aan
Rombout van Riemsdijk

6 februari 1935

6 Febr. 1935

Weled.Gestr. Heer

Aan uw verzoek om informatie betreffende het litteraire cabaret ‘Die Pfeffermühle’ wil ik met zeer veel genoegen voldoen.

In de eerste plaats zijn m.i. de artistieke prestaties van dit ensemble van zeer hoog gehalte; een appreciatie, die ik heb neergelegd in mijn recensie in ‘Het Vaderland’ van 2 juni 1934. Niet alleen, dat iedere vulgaire propaganda door de leden van het gezelschap zorgvuldig worden vermeden; maar men mag ook niet aarzelen te verklaren, dat in Nederland een dergelijk peil van ‘kleinkunst’ nog niet is bereikt. Reeds daarom is het voor het Nederlandsche kunstleven van belang, dat ‘Die Pfeffermühle’ hier ongehinderd kan optreden.

In de tweede plaats wil ik op Uw vraag naar de politieke gezindheid van de leden van het ensemble gaarne de verzekering geven, dat van relaties met het communisme geen sprake kan zijn. Natuurlijk kan ik geen verantwoordelijkheid op mij nemen voor alle leden afzonderlijk, maar dat doet m.i. ook geenszins ter zake; het gaat hier om de mentaliteit, die het programma van ‘Die Pfeffermühle’ bepaalt, en deze mentaliteit is positief niet-communistisch. Ik wil hier nog aan toevoegen, dat ik de leidster van het gezelschap, mevr. Erika Mann, verleden jaar heb geïnterviewd en ook naderhand nog eenige malen gesproken over quaesties van cultureelen en politieken aard, en dat zij zich, blijkens deze gesprekken, door zuiver artistieke overwegingen laat leiden bij de samenstelling van haar programa.

In de derde plaats wil ik U op Uw desbetreffende vraag gaarne verklaren, dat ik het anti-hitleriaansche standpunt van ‘Die Pfeffermühle’ in geen enkel opzicht beleedigend acht voor de huidige Duitsche regeering, aangezien het hier niet gaat om de bestrijding van een regime, maar van een levensbeschouwing en de verdediging van een eigen standpunt. Voor zoover mij bekend, is het in Nederland geen gewoonte om aan een dergelijke verkondiging van argumenten iets in den weg te leggen, wanneer die verkondiging, gelijk bij ‘Die Pfeffermühle’ het geval is, aan hooge artistieke eischen voldoet en met aansporing tot staatsgevaarlijke politieke actie niets gemeen heeft. De lovende beschouwingen, die het vorige jaar tijdens de tournee van ‘Die Pfeffermühle’ door Nederland in de pers zijn verschenen, zelfs in bladen, wier politieke gezindheid geacht kan worden af te wijken van die van het betreffende gezelschap, mogen daarbij voor zichzelf spreken.

Op grond van een en ander meen ik dan ook te mogen aannemen, dat er geen enkel bezwaar kan bestaan tegen de toelating van het gezelschap in ons land. Mocht ik mij daarin vergissen, dan zou mij dat ten zeerste verwonderen. Desgewenscht ben ik zeker bereid deze schriftelijke verklaring mondeling nader toe te lichten.

Met de meeste hoogachting

red. Kunst en Letteren ‘Het Vaderland’

Doorslag: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie