A. Roland Holst
aan
Menno ter Braak

Bergen N.H., 18 november 1931

Bergen. N.H.

Nov. 18. '31.

Woensdagavond

Beste Menno,

De laatste dagen moest ik veel uit en kwam er niet toe je te antwoorden. Je essay las ik met veel belangstelling en instemming: ik heb n.m. ook een hartgrondige hekel aan die beschouwingen van psycho-analyse-recruten over ‘groote mannen’. Je stuk leek mij dan ook zeer juist en raak; alleen vind ik 't jammer, dat je niet wat meer uitwijdde over 't feit, dat die kerels in de sexueele of erotische bijzonderheden altijd kiem en oorsprong van het wezen willen zien, in plaats van ze te beschouwen als symptomen. Ik schrijf dit in haast, en druk mij dus wat onnauwkeurig uit. - De copie gaf ik aan Nijhoff; waarschijnlijk zie ik hem morgen bij de begrafenis van v.Dishoeck; in elk geval hoop ik je spoedig nader bericht te sturen. -

Die avond in R'dam viel helaas samen met een afspraak van geheel andere en aangenamer aard, zoodat ik - ietwat, vrees ik, tot ergernis van mevr. Dutilh - mijn komst daar afschreef. Maar ik hoop er toch dezen winter nog een paar dagen te komen en zal je dan tijdig 't laten weten. Jullie eerste aflevering ziet er uitstekend uit; ik heb 't net in huis. Ik hoop er zeker ook eens iets in te zetten, maar dat iets moet eerst nog geschreven worden. -

Spoedig hoor je meer van mij.

Hart.gr. van

Jany R.-H.

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie