Menno ter Braak
aan
S. Tromp Meesters

Den Haag, 24 juli 1937

Den Haag, 24 Juli 1937

Kraaienlaan 36

Mr. S. Tromp Meesters

Stationsplein 13 ARNHEM

Zeer geachte Heer Tromp Meesters

Heden ontving ik het concept van Uw artikel inzake de correspondentie Multatuli-Van der Hoeven. Hoewel ik het nog slechts vluchtig heb kunnen lezen (ik sta op het punt met vacantie te gaan), meen ik uit wàt ik gelezen heb te mogen opmaken, dat uw bestrijding van mijn standpunt thans in hoofdzaak geheel zakelijk is gehouden. Ik geloof, dat daardoor de gedachtenwisseling aanzienlijk zal worden vergemakkelijkt.

Echter: als ingezonden stuk kan Het Vaderland een artikel van deze afmetingen onmogelijk plaatsen; vooral niet, omdat de stof, die er in behandeld wordt, het gros der abonné's geheel en al onbekend is, want de brieven, waarover U ‘tegencommentaar’ levert, verschijnen alleen in Groot-Nederland. Deze discussie wordt dus voor een dagblad ongeschikt. Ik heb een en ander met den hoofdredacteur, den heer Schilt, besproken, die met mij van deze meening is. Bovendien wordt de stof nog eens door U in een brochure verwerkt, zoodat onze lezers, die zich voor de correspondentie interesseeren, ook daaruit van Uw opvattingen kunnen kennisnemen.

Het is mij, anderzijds, duidelijk, dat U er prijs op stelt, de lezers van Het Vaderland, waarin één der brieven is gepubliceerd, op de hoogte te stellen van een tegengesteld oordeel over de correspondentie. De te volgen weg lijkt mij nu deze: U zendt mij zoo spoedig mogelijk de brochure (die U, als ik U goed begrepen heb, immers direct na verschijnen van Groot-Nederland aan de dagbladredacties wilde toezenden). Ik zal, ook wanneer zulks in mijn vacantie moet geschiedenis, zoo spoedig mogelijk in Het Vad. van deze brochure een bespreking geven, aangenomen, dat de toon daarvan overeenkomt met Uw ingezonden stuk en termen als ‘lijkenschenner’ e.d. mij geen aanleiding zouden moeten geven haar zonder meer terzijde te leggen. Natuurlijk zal ik mij in die bespreking, waar noodig, tegen Uw opvattingen moeten richten, maar ik zal naar beste weten een onpartijdig résumé geven van uw betoog. Mocht U tegen dat résumé dan bezwaren hebben, die de juistheid van bepaalde feiten betreffen, dan zal Het Vad. stellig geen bezwaar maken een rectificatie van uw hand als ingezonden stuk op te nemen; dit geldt, zooals overigens vanzelf spreekt, niet voor anticritiek op mijn oordeel, want daarover zouden wij tot in het oneindige kunnen doorgaan.

Mijn adres is tot 12 Aug.: bei Fam. Wyrsch-Dürren, Buochs am Vierwaldstättersee (Zwitserland). Daarna kunt U mij weer aan mijn Haagsch adres of aan Het Vad. bereiken.

Ik veroorloof mij, zonder Uw tegenbericht, de mij gezonden copie van uw ingezonden stuk ter rustige bestudeering mee te nemen.

m.b.gr. en hoogachting,

Doorslag: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie