Menno ter Braak
aan
Constant van Wessem

3 januari 1928

3 Jan. 1928

B.C.

Tot mijn spijt kan ik 5 Jan. nog niet in de stad zijn voor de redactievergadering. Alles wat ik hier aan copij had, is echter al naar Clausen gezonden. Het waren in hoofdzaak het bewuste Telegraaf-artikel, een stuk van Huijts en een paar stukjes voor het journaal, die je daar dus vinden kunt. Verder vertrouw ik, dat de redactie het bij deze vergadering ook wel zonder mij af kan, aangezien het programma klaar is en de films zelfs al aangekomen zijn, naar ik meen. Als er nu maar tijdig voor de cliché's gezorgd wordt, zal het ditmaal wel niet spaak loopen, vermoed ik.

Nu de ‘coup mortel’ tegen de Telegraaf. Het is na het onderhoud met de redactie absoluut onmogelijk geworden langer te zwijgen; je zult dat toch ook inzien, in aanmerking genomen de meer dan schandelijke wijze, waarop de Telegraaf ons critiseert. Het moet juist vlak na de conferentie. Een wraakneming kan niemand er in zoeken, daar wij het feit van het onderhoud als aanleiding niet verzwijgen! Ik trachtte bovendien het artikel zoo kalm en waardig mogelijk te houden, zonder grapjes als tegen Tuschinski, om geen verdere aanleiding te geven tot praatjes over onze ‘groote bek’. Een praatje, dat echter door de Telegraaf wordt rondgestrooid en zonder eenige goede gronden. Want al zijn wij polemisch scherp in het tijdschrift, niemand kan zeggen, dat wij daarvoor de stukken over de film zelf in het gedrang laten komen. Polemiek is in deze omstandigheden zeer noodzakelijk en als zij in den juisten toon gevoerd wordt, voor ons propaganda, daaraan twijfel ik niet. Het oudejaars avondblad van de Telegraaf is één groote bek voorbijgegaan, en een heel wat minder kiesche: die van Tuschinski.

Overigens ben ik er voor het nummer van 14 Jan. dat dan het hoofdartikel tegen de Telegraaf bevat, verder on-polemisch te houden en vooral voor eenige goede aesthetische stukken te zorgen.

Over het stuk van Huijts nog dit. Het is wat lang, maar het is niet slecht, zooals ik bij eerste voorlezing door Scholte dacht. Neem het dus, dit adviseer ik, op, laat hem het, indien noodig, wat bekorten. Ik zal dan een commentaar bij Sluizer en hem schrijven, waarvoor zeker wel even plaats kan worden opengehouden.

Ik heb hier in Eibergen met zeer veel succes een voorstelling en lezing met o.a. Ruttmann gegeven.

Beschouw bij eventueele oneenigheid 5 Jan. in sinu redactionis dezen brief maar als mijn opinie.

b.gr. t.t.

Menno ter Braak

Origineel: Amsterdam, EYE Film Instituut Nederland

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie