Afscheid van domineesland

Toelichting

Ter Braak: 'De reden, waarom ik dezen bundel "Afscheid van Domineesland" gedoopt heb, zal den lezer reeds voorschemeren. De opstellen, die hij hier zal vinden, verschillen van die in den tweeden bundel, "Man tegen Man"; zij zijn meer bepaaldelijk een onwillekeurige afrekening met de preektoon, den uitwendigen, maar ook den inwendigen preektoon. Met preektoon bedoel ik niet den rhetorischen galm, maar de vrees voor het gewone woord. Met het "gewone woord" bedoel ik niet het ordinaire woord; dit voor de slechte verstaander.

De vrees voor het gewone woord wordt voor mij gesymboliseerd door den nederlandschen dominee, die in zijn preken gedwongen is aanhoudend te verbergen, dat men God bezwaarlijk kan zoeken alleen op Zon- en Feestdagen. Als hij dit wéét, en zijn weten voor het publiek verbergt, is hij een huichelaar; weet hij het niet, maakt hij zichzelf wijs, dat het anders is, dan is hij een rhetor, die zich van een vakrhetoriek bedient, om door woorden de helderheid te verduisteren.'

In Afscheid van domineesland bundelde Ter Braak zijn vroegste opstellen, die in de tijdschriften De Stem en De Vrije Bladen in de periode 1925-1929 uit zijn pen waren gevloeid. Het zijn teksten (o.a. 'Ondergang' en 'Het Schoone Masker') die preluderen op Het carnaval der burgers, waarin de 'persoonlijkheid' naar een uitweg zoekt uit de verstarring. De opstellen in Afscheid van domineesland zijn aldus te beschouwen als een poging tot zelfbevrijding en identificatie. De aanzet daartoe is te vinden in het oudste opstel, getiteld 'Dat ben Jij', waarin Ter Braak naar overeenkomsten had gezocht tussen hem en de dichter-filosoof J.A. Dèr Mouw (Adwaita), een mysticus voor wie Hegel - net als voor Ter Braak later - een van zijn allereerste inspiratiebronnen was geweest.

Elders in de bundel treffen we teksten aan waarmee Ter Braak zijn naam zou vestigen van polemist. Zo trok hij in het opstel 'Waarom ik Amerika Afwijs' te velde tegen de z.i. ordinaire American Way of Life. Dit anti-Amerikanisme veegde hij in het laatste opstel 'De Haat des Positieven en des Negatieven' op één hoop met het vrijzinnig-protestantisme, waarmee hij thuis in Eibergen was grootgebracht.

Ter Braak: 'De onverbiddelijke, scherp gemarkeerde, nivelleerende vorm, die Amerika brengt; de slappe, vage en... vormlooze vorm, die het vrijzinnig protestantisme predikt: zij vullen elkaar uitstekend aan.'

En daarmee was de cirkel rond van een bundel die was aangevangen met het gelijknamige opstel 'Afscheid van Domineesland', dat in 1931 als inleiding aan de bundel was toegevoegd.

De eerste proeven van Afscheid van domineesland gingen in februari 1931 ter tweede correctie naar Du Perron, met wie Ter Braak kort tevoren een vriendschap was aangegaan. Du Perron vond de titel niet zo fraai en stelde voor het woord 'domineesland' te vervangen door iets anders. Maar volgens Ter Braak stonden alle boeken waarin het woord 'dominee' voorkwam in Holland garant voor succes.

Het is niet ondenkbaar dat Ter Braak via Du Perron (of de Rotterdamse auteur Jo Otten) een nieuwe uitgever voor zijn werk had gevonden: A.A.M. Stols, iemand die het commerciële belang van zijn boeken nogal eens ondergeschikt maakte aan de literaire merites.

Aanvankelijk zou de bundel uit negen opstellen bestaan, maar als tiende stuk werd daar 'De Haat des Positieven en des Negatieven' op het allerlaatste moment nog aan toegevoegd.

In de tweede helft van mei rolden het ingenaaide en gekartonneerde exemplaar van de bundel van de pers. Ter Braak was met de uitvoering in zijn nopjes, en wellicht als gevolg van dat enthousiasme stelde hij Stols voor om (bij wijze van provocatie?) ook de christelijke pers enkele exemplaren toe te zenden.

Ter Braak: 'Ik geloof, dat je er goed aan zoudt doen, recensie-exemplaren te zenden aan de voornaamste domineesbladen in Nederland; ze maken er misschien een relletje van, hetgeen de verkoopbaarheid nu eenmaal ten goede komt.'

Blijkbaar wilde Stols Man tegen man, het complement van Afscheid van domineesland, gelijktijdig lanceren, want nadat de eerste - positieve - reacties op Afscheid van domineesland waren verschenen, bleek het boek in de boekhandel nog niet als 'koopwaar' te bestaan, dit tot lichte irritatie van Ter Braak.

Of het opstel 'Afscheid van Domineesland' voor Ter Braak een catharsis was, moet betwijfeld worden; in het najaar van 1931 nog zeker niet. Tijdens zijn lessen aan het Rotterdamsch Lyceum vormde het ambt van dominee voor hem regelmatig aanleiding tot scherts, wat onder meer blijkt uit zijn kritiek op een opstel van een Rotterdamse domineeszoon, een tekst die hij afdeed als 'bombast en een aaneenschakeling van holle frazen' waaraan volgens hem alleen nog de tekst en het gezang ontbraken. Het maandschrift Forum, waarin hij samen met Du Perron zou afrekenen met de retoriek, stond op dat moment al in de steigers. De - pejoratieve - term 'domineesland' ('kleinburgerlijke, provincialistische gemeenschap' (Van Dale)) groeide uit tot een nationaal begrip.

Literatuur 

  •  A. Borsboom, Menno ter Braak. Onpersoonlijk nihilisme en nihilistische persoonlijkheid, Utrecht 1980.