De nieuwe elite

Toelichting

Ter Braak: 'Dit boekje ontstond uit een lezing voor een studentenconferentie van het Comité van Waakzaamheid te Woudschoten; het zou waarschijnlijk in deze vorm niet geboren zijn zonder de daarop gevolgde discussie, die mij inspireerde tot deze meer definitieve redactie van een deels geïmproviseerd betoog. Het is een paraphrase van p. 281 van mijn Van Oude en Nieuwe Christenen:

‘Het Christendom is in vervulling gegaan, maar het heeft nog één taak gelaten aan de laatste Christenen, waarvan de eerste zeker niet gedroomd zullen hebben: de beheersing van het ressentiment, door het als ressentiment te denken en als ressentiment te behandelen. Een nieuwe elite is mogelijk, die de tegenstelling tussen onze kunstmatige quasi-elites, die van de “geest” en van de “macht”, opheft, doordat zij, in de gedachte en in de daad, het ressentiment weet te bepalen als een gevaar, maar ook als de motor.’

Zonder opzet mijnerzijds werd het dus een antwoord op de uitdaging van Marsman, vervat in het boekje, dat hij aan mijn werk wijdde en waarin hij bij mij een tekort aan "toekomstvisie’" constateert: "Tegenover den man, die zich afvraagt of het niet mogelijk is ‘met alle geestdrift van een practisch gesteld opportunisme deel te hebben aan datgene, wat men nuchter “verbetering der bestaande toestanden” kan noemen, moet men erop wijzen, dat dit streven onmiddellijk een stuurloos en onvruchtbaar schipperen wordt, indien hij niet uitgaat van een essentieel beeld van den mensch dat zijn handelen ook op dit terrein richt."

Ik wil in deze beschouwing aantoonen, dat juist dit "schipperen" een essentieele functie zal zijn van een toekomstige elite in Europa.'

De nieuwe elite is een moeilijk te doorgronden tekst, maar daar leende het onderwerp zich misschien ook niet voor. Doel was 'het uitspreken van de eenige mogelijkheid, die er m.i. is om de volkomen triomf van de nihilistische "massa-elite" met een "tegenzet" te beantwoorden'. Daartoe probeerde Ter Braak in deze brochure een antwoord te formuleren op de vraag hoe westerse democratieën - in het zicht van een naderende wereldoorlog - om moesten gaan met gevoelens van afgunst en ressentiment. Hij zocht naar de betekenis van dergelijke emoties, levend in de wetenschap dat égalité, een der leuzen van de Franse revolutie, een fictie was. Het verwoorden van een eenduidige oplossing was echter niet eenvoudig: ieder vogeltje zingt immers zoals het gebekt is.

Het traditionele elitebegrip, gebaseerd op hiërarchische aanspraken, wees Ter Braak met kracht van de hand. De behoefte zich vast te leggen in een omschrijving van het moderne elitebegrip ging hem vanzelfsprekend niet gemakkelijk af: taal was immers een star instrument en definities een te gepolijst middel 'om zekerheid te scheppen'.

Ter Braak: 'Als ik over een toekomstige Europeesche elite spreek, doe ik dat dan ook met de bedoeling vrij te blijven; vrij te blijven zoowel ten opzichte van de "oude" elitepretenties als van de voorbarige "nieuwe". De als vorm en groep gedachte "nieuwe" elite is immers reeds de doode elite, de caricatuur van elite, zodra men "désigner" meent te kunnen vervangen door "définir"; misschien zal juist het verlangen vrij te blijven, niet de slaaf te worden van het woord, kenmerkend zijn voor het elitebesef in een onherroepelijk democratische wereld.'

Hij kwam met de oplossing om negatieve impulsen in de mens te gebruiken om het positieve te bewerkstelligen. Woede bijvoorbeeld, zou op die manier kunnen worden ingezet voor de ontwikkeling van vrede.

Ter Braaks eliteconceptie was de voorstelling van een elite 'die niet is, maar wordt'; bijgevolg een elite die wars was van fixaties en bij gebrek aan een alternatief schipperde tussen Scylla en Charybdis. Een ankerplaats had Ter Braaks schipperende elite dus niet op het oog, wel een overlevingsstrategie:

'Neen, gedurende het schipperen is het schipperen zijn doel, wordt dat doel bij iedere bocht en kreek anders geformuleerd; aangekomen in de veilige haven zal hem wellicht zelfs een gevoel van ontgoocheling bekruipen, omdat dit nu de plaats is, waarover hij zijn fantasieën heeft gehad, al schipperende, opgaande in de techniek van het labiele evenwicht; zijn grootste voldoening zal ook dan zijn, dat hij gedurende de vaart een goed schipper was.'

En een dergelijke - opportunistische - bewegingsvrijheid was volgens Ter Braak uitsluitend mogelijk in een democratie, het minst gevaarlijke politieke kwaad. Hij nam zich daarom voor zich voortaan te gedragen als iemand die de rol van democraat spéélt, een dramaturgische tactiek die intussen nog eens illustreert hoe elementair de betekenis is van Ter Braaks - favoriete - roman Hampton Court: wie het spel, het 'carnaval', niet meespeelt, delft het sociaal-maatschappelijke onderspit.

Na Marsman, die Ter Braak een schimmig beeld van de toekomstige mens had verweten (waaraan De nieuwe elite zijn oorsprong dankte), viel ook Du Perron hem af. Ter Braaks 'paradoxale' elite was hem veel te vaag, niet militant genoeg. Ook de pers keerde hem de rug toe: uit een democratische elite die ontkende een elite te zijn, kon moeilijk een nieuwe democratie groeien, zo oordeelde men.

En Ter Braak? Zou hem de moed in de schoenen zijn gezonken? Na de afkeurende reacties zullen hem de eerste regels uit De nieuwe elite door het hoofd zijn geschoten, waarin hij zich terloops had afgevraagd of het eigenlijk nog wel nut had om zich het hoofd te breken over een netelige kwestie als deze.

'In het gedachtenspel is altijd een element van dwaasheid en nutteloosheid, maar nu meer dan ooit; waarom zou men gedachten ten einde denken, als ieder oogenblik het geweld de elementaire voorwaarden tot denken onmogelijk kan maken en daardoor het geheele denken problematisch wordt?'

Literatuur

  • J. Goudsblom, 'Het probleem van de hiërarchie bij Menno ter Braak', in: Menno ter Braak. Een verzameling artikelen onder redaktie van Sjoerd van Faassen, 's-Gravenhage 1978. blz. 150-158.
  • A. Borsboom, Menno ter Braak. Onpersoonlijk nihilisme en nihilistische persoonlijkheid, Utrecht 1980.