Officieel communiqué

Het gebeurde met den ‘Chien Andalou’, op het tweede programma te Amsterdam vertoond, noopt het Hoofdbestuur tot de volgende verklaring:

De Nederlandsche Filmliga heeft deze film vertoond, weliswaar uitdrukkelijk ‘jury-vrij’, en draagt derhalve ten volle de verantwoordelijkheid. Op de Afgevaardigdenvergadering van 9 Nov. j.l. is met algemeene stemmen tot het aanschaffen van deze film, na van vele zijden ingewonnen advies, besloten. Dat zij niettemin bij de proefvertooning te Amsterdam, eenige dagen voor de tweede voorstelling, door het Hoofdbestuur unaniem werd verworpen, terwijl een minderheid zich zelfs tegen ‘jury-vrije’ vertooning verzette, eischt een nadere verklaring.

Over het algemeen zijn de aan te schaffen films aan het Hoofdbestuur reeds van te voren bekend. In dit geval, waar het een eerst dezen herfst gereed gekomen film betrof, moesten wij echter afgaan op het advies van onzen parijschen vertegenwoordiger. Naast diens gunstig en hierachter afgedrukt oordeel stond: a. een in nog gunstiger termen vervat en persoonlijk uitgebracht advies van den directeur van het voornaamste avantgarde-theater te Parijs; b. de lof, die de fransche pers vrijwel unaniem aan deze - nu sinds maanden achtereen te Parijs vertoonde - film toezwaaide; c. het oordeel van nederlandsche journalisten te Parijs, in hun brieven uitgebracht, als wier

[p. 479]

[21]

 

voorbeeld moge gelden de in het Avondblad van 23 Oct. j.l. van de N.R.C. opgenomen critiek. Deze oordeelen waren voor ons ruimschoots voldoende om tot het aanschaffen van deze film in het bijprogramma over te gaan, waarin zij ook reeds om haar korte métrage thuis hoorde. Dat de groote film, waarvan ons levering was toegezegd, na een week extra uitstel achterwege bleef, was voor ons een onverwachte teleurstelling, terwijl wij op het allerlaatste oogenblik met een subsidiair gekozen en reeds in Nederland aanwezige film moeilijkheden ondervonden, welke verband houden met onze positie als onafhankelijke groep. De moeilijkheden, die wij, en dit niet voor de eerste maal, ondervonden, hebben ons aanleiding gegeven, een bizondere vergadering te beleggen met onzen juridischen adviseur.

Moesten wij thans het programma met deze film, die wij geenszins tot ‘hoofdnummer’ wilden bombardeeren, maar waartegenover de meerderheid ook niet de allure der befaamde Keuringscommissie wilde aannemen, opnieuw een week uitstellen? Zwaarder dan eenig argument heeft bovendien gewogen de zekerheid, dat wij, door den strijd over den ‘Chien Andalou’ alleen op papier uit te vechten, onder vele leden, die zelf willen oordeelen en van ons geen moreele censuur aanvaarden, ontstemming gewekt zouden hebben. Bewijs daarvoor is het feit, dat wij naast de noodige protesten, ook vurige verdediging ontvingen, en dat althans in een deel van de pers over de tweede matinée uitdrukkelijk werd geconstateerd, dat de vertooning van deze film als zoodanig volkomen gemotiveerd was.

Het is dan ook onze overtuiging, dat de storm over den ‘Chien Andalou’ niet, althans niet in die mate opgestoken zou zijn, indien zij op een volwaardig programma de haar toekomende plaats had ingenomen: ‘jury-vrij’ en als supplement op een belangrijke groote film. Dat dit programma buiten onze schuld, anders uitgevallen is, deert ons meer dan de moreele verontwaardiging over een mislukte avantgardefilm, waaruit als ‘symptoom’ ten onrechte munt geslagen is.

De ‘Chien Andalou’ is met onze volle instemming in geen enkele andere afdeeling der Filmliga dan Amsterdam vertoond. De door de geheele tweede voorstelling gevolgde inzinking zullen wij trachten te herstellen door hangende kwesties tot een zoodanig einde te brengen, dat voor de volgende voorstellingen het plan der vorige jaren weer bereikt wordt, terwijl voor de afdeeling Amsterdam, zoo de kas dat toelaat, naar een pleister op de wond gezocht zal worden.

HET HOOFDBESTUUR