Over de briefwisseling tussen Menno ter Braak en Jan van Nijlen
Menno ter Braak aan Jan van Nijlen, 8 november 1938:
Van Nijlen had Ter Braak een exemplaar van zijn Gedichten, 1906-1938 gestuurd met daarin de opdracht:
Aan Menno ter Braak:
Ik braak, ter Braak,
Met leedvermaak
Mijn afschuw uit
Voor sombere poëten.
Geen wijnazijn
Gaf ooit den schijn
Van goeden smaak
Aan een onsmaaklijk eten.
Stel dus, ter Braak,
Mij aan de kaak
Als een, in deze zaak,
Schijnheil'ge vliegevanger,
Wanneer gij acht
Dat hij die lacht
Geen dichter is,
Maar slechts een klucht'ge zanger.
JvanNijlen
Brussel 1-XI-1938
[Vindplaats: particuliere collectie]
Ter Braak besprak Gedichten 1906-1938 in het Vaderland van 20 november.
Zie voor meer over Van Nijlen en Menno ter Braak: De wereld is zoo schoon waarvan wij droomen, Jan van Nijlen, biografie door Stefan van den Bossche, 2005