[p. 68]

[Journaal]

[10]

 



illustratie

Wij stellen ons voor, deze rubriek te beschouwen als de kroniek van de weken, die tusschen onze matinée's verstrijken. Daarin hopen wij een overzicht te geven van gebeurtenissen, die voor de film en de Nederlandsche Liga van belang kunnen zijn. Opent Uw oogen en ooren, lezers, en wilt niet verzuimen, feiten van gewicht onder onze aandachtte brengen; beschouwt dit wereldjournaal als het hors d'oeuvre van de Ligaproductie! Red.

Asta Nielsen en het scenario

Onze Berlijnsche correspondent Simon Koster heeft in ‘Het Vaderland’ een belangrijk onderhoud met Asta Nielsen gehad. In tegenstelling tot de onnoozele dingen, die ‘sterren’ plegen op te merken, heeft zij daarbij eenige zeer intelligente opinie's over de film ten beste gegeven. Wat men van deze vrouw niet anders kon verwachten: zij is verbitterd over de schijncarrière, die het filmbedrijf achter den rug heeft; en zij legt den nadruk op één der wonde plekken, het filmscenario. Dit is op zichzelf al de moeite waard, omdat het gros der filmacteurs zoozeer overtuigd is van de autonome kracht hunner expressiemiddelen, dat zij aan dit punt weinig aandacht schenken; terwijl de critici doorgaans het scenario verwaarloozen voor den cineast zelf. Asta Nielsen echter komt heftig op voor de rechten van het scenario. Zij zegt daarover: ‘Als men het maar wilde zien. Als er maar filmschrijvers geboren werden met oogen. Maar zij, die zich tot nog toe aan manuscripten hebben bezondigd, kunnen òf niet filmisch zien, òf missen alle originaliteit en bewerken drama's, bewerken romans, bewerken opera's, in elk geval: bewerken...bis zur Bewusstlosigkeit!’ Al mag dit ten opzichte van een enkele russische, een enkele fransche, een zéér enkele duitsche film onbillijk zijn, het is ontegenzeggelijk waar, dat hier in het bijzonder voor de cinegraphische strooming, die aan de realiteit van den ‘natuurlijken’ vorm vasthoudt, één der grootste gevaren ligt. En het is niet toevallig, dat de door schandelijke scenario's mishandelde Asta Nielsen dit gevoeld heeft. Voor haar zelf is de overwinning van den onzin soms mogelijk geweest; de groote cineasten hebben de onmogelijkste aanleidingen omgekneed tot zuivere scheppingen; maar wat zou Asta gekund hebben, wanneer het scenario haar had begunstigd in plaats van haar te knellen, en hoeveel millioenen hadden er bespaard kunnen zijn, wanneer Thea von Harbou ‘Metropolis’ niet geschreven had?

‘Ameropa’

In Tuschinski is de genoodigdenvoorstelling van Murnau's nieuwe film ‘Sunrise’ (Fox) gegaan. Murnau, de Duitscher, die als zoovelen den roep van Amerika niet heeft kunnen weerstaan, maakte de geheel vergeten Grand-Guignolfilm ‘Nosferratu’, waarvan de Liga binnenkort de reprise hoopt te brengen, en de algemeen bekende Janningsfilms ‘Der Letzte Mann’ en ‘Faust’. Men heeft dus met spanning naar zijn amerikaansch werk uitgezien.

Amerika en Europa zouden elkaar kunnen bevruchten. Maar voorloopig schijnen zij alleen op zichzelf vruchtbaar te kunnen zijn. ‘Sunrise’, de geschiedenis van een mislukte verleiding, is dan ook slechts een compromis van beiden, terwijl de samenstellende elementen onbarmhartig duidelijk zichtbaar blijven. Men kent Murnau's voorliefde voor zachte, ronde vormen uit zijn ‘Faust’ en ‘Der Letzte Mann’; voor vage nuances en sterke mystiekerige accenten deinst hij echter ook niet terug. In ‘Sunrise’ zijn deze eigenschappen, die zoowel den inhoud als den cinegraphischen vorm raken, zichtbaar geënt op den amerikaanschen sentimentaliteitsstam. Het scenario is amerikaansch bewerkt en belachelijk (het had op de helft, bij de kerkscène, moeten eindigen); de actrice Janet Gaynor is te amerikaansch, om door het europeesch begrip van Murnau beheerscht te kunnen worden, (men herkent hier bovendien zijn Gretchen uit ‘Faust’). Daarentegen is het aandeel van Murnau de moeite waard; de film zet prachtig in, vooral de scène tusschen den man (George O'Brien) en de ‘vamp’ (Margaret Livingstone), waar zich met de donkere passie van moeras en menschen plotseling de razernij van de wereldstad gaat mengen, is voortreffelijk gedaan; ook de tramrit is subliem van mechanisch-doelmatig dóórrijden en menschelijkondoelmatig samenzijn van den man en de vrouw op het voorbalcon. Helaas, de film verkwijnt, naarmate men het eind nadert; de goede afloop komt in het zicht en Amerika triomfeert. Resultaat: Ameropa!

Een merkwaardig beeld van cultuurmenging.

M.t.B.

Film-affiches

Op een kleine ochtend-expositie in de hall van Tuschinski heeft Mej. D. Rudeman een overzicht van haar werk der laatste jaren gegeven.

In tegenstelling tot Amerika, waar vooral in het typografisch zwart-wit en puur fotografische composities veel markants en ook veel moois gepresteerd werd - jammer van het bocht dat zij doorgaans propageerden! - is Nederland tot nog toe op het gebied der filmreclame achter-

[p. 69]

[11]

 

gebleven. Wij zijn hier zat gevoerd met afzichtelijke kladschilderingen naar fotografieën van het atelier zoo-en-zoo, de zelfstandige affiche kwam slechts hoogst sporadisch en dan nog meestal geplagieerd voor.

Het werk van Mej. Rudeman nu is geen openbaring. Ook zij zit door de wenschen van directies en publiek nog vast aan de opdracht, die kennelijk dikwijls een fotografisch voorbeeld of - gelijk bij de hier opgenomen, zeer sprekende kop van Asta

illustratie

Nielsen - een buitenlandsch affiche tot grondslag had. Maar er zit hier met name in de groote koppen, die beter zijn dan de vaak in weinig sprekend rood-en-zwart uitgevoerde composities, reeds een vooral als symptoom gaarne gesignaleerd talent, stijl en smaak. Van haar oudste werk, de bekende ‘Potemkin’-affiche, tot de knappe, helaas ter verheerlijking van Gloria Swanson geteekende plaat toe, is dit een verblijdend streven om zonder al te hinderlijke concessies film en publiek met elkaar te verbinden. Of het helpen zal? In Frankrijk schrijft de Paramount thans prijsvragen voor haar affiches uit. Dat beteekent, dat Nederland nog wel een paar jaren met zijn misteekende en half-pornografische plakkaten zal blijven doorsukkelen.

 

H.S.

De dans om het gouden kalf
filmaesthetiek

In het weekblad ‘Film’ komt de Heer Max de Haas ons terechtwijzen over den inhoud van ons aesthetisch programma. Wij zouden dit feit niet zoo nadrukkelijk vermelden, ware het niet dat de Heer de Haas zich voorstelt een geheel nieuw soort aesthetiek op te richten, die alles zal overtreffen, wat sedert Lessing en Volkelt op dit gebied bereikt is: een bedrijfsaesthetiek. Niet van de theoretici der Liga, maar van het publiek zelf en de bedrijfsleiders (Herr Ludwig Beck) zal het heil komen. Het intellect wordt boos aangekeken; U weet wel, dat zijn menschen met inktpotten, brillen, lexicons en pedanterie, zonder bedrijfskennis. Mag men de welmeenende vermaningen des Heeren de Haas gelooven, dan zijn de Liga's eigenlijk juist op tijd gesticht, om de immense beweging, die de Heer de Haas reeds ontketend had, een kleinsteuntje te verschaffen. Men overtuige zich:

‘De filmaesthetica! Alsof deze niet 'n enkel vlakje is van het facettenflonkerend prisma: film, en alsof zelfs deze filmaesthetica voor Holland niet een onbetreden gebied zou zijn, welks uitgebreide en gedetailleerde literatuur geen half dozijn menschen in den lande bekend is’. Van die andere vlakjes op het prisma en van die uitgebreide literatuur zal de Heer de Haas ons in de toekomst op de hoogte brengen; want ‘alleen bij de eenheid van gedachte en daad kan de Filmliga tot de organisatie groeien, in wier banier in vlammend schrift geschreven staat: filmkunst voor het geheele volk’.

Het nummer bevat, om deze hooge roeping aan het geheele volk nog duidelijker te maken, lezenswaardige bijdragen over ‘Flirt’ (massaflirt, grandflirt, salonflirt, alles onderscheidingen der bedrijfsaesthetiek), een ‘Handleiding voor vrouwen, die zij niet in de practijk mogen brengen’, wetenswaardigheden over kannibalisme in Hongarije (voor het geheele volk) en talrijke illustraties.

 

M.t.B.