Onze wipneusjes en waasoogjes
Heroworship is altijd de sterke zijde van ons volk geweest; nooit was er een groot man, of hij werd naar behooren opgezet, gebalsemd en geëxposeerd. Talloozen verdringen zich in stillen eerbied verzonken om de ‘Nachtwacht’; van Michel de Ruyter zingt de schooljeugd in een blauwgeruite kiel; de postdirecteur, die veertig jaar in trouwen dienst stand hield, komt in ‘De Prins’; minister Kan geniet een blootshoofdcultus. Nog nimmer echter steeg dit sentiment tot het peil van de maand April, toen twee hollandsche filmsterren van de eerste grootte aan den publiciteitshemel zichtbaar werden. Wij bedoelen de dames Lien Deyers, een beschermelinge van Fritz Lang, en Truus van Aalten, enfant chéri van den Haag. Onze pers is niet gauw verrukt; maar voor deze gelegenheid had zij haar welsprekendste ridders en interviewers
JORDAAN:
TRUUSJE DEYERS
laten uitrukken omdat hier niet alleen de hollandsche natie, maar ook de jonge, pas ontdekte filmkunst een grooten triomf vierde. De Asser Courant, die verder voor de film geen aandacht heeft, geraakte in vervoering. Er verschenen headlines: ‘Hoe zij tweemaal ontdekt werd’. ‘Eén uit duizenden’. ‘Van duiveltje tot heilige’. ‘Truusje vertelt van haar wedervaren’. Lees de Haagsche Dameskroniek: ‘De groote Truus...of eigenlijk géén groote Truus, want zij is een klein meiske (let op de verteedering: ke!), klein, guitig, eenvoudig en in het geheel niet over het paard getild: een paar gramofoonplaten met de laatste foxtrots er op behooren nog tot hare illusies..’ Lief, wat? Onschuldig, hé? ‘Zij heeft een geestig, leutig snoetje, omlijst door streng gesneden pagehaar’, de groote, kleine Truus van Peek & Cloppenburg. Hoewel dat nog niets is, vergeleken bij Lien: ‘Stel U voor een als gebeeldhouwd figuurtje, zijig-zacht strooblond haar, een paar gloedvolle expressieve oogen, een gezichtje van ongewone en bijna exotische schoonheid..’ (Het Vaderland). Sterk wordt de nadruk gelegd op de volkomen onschuld der dames; het
[10]
kleedt de heldin van onzen tijd, om van niets te weten, blank en zijig te zijn, ‘warme, blauwomwaasde bruine oogen’ (sic!) te bezitten, of, beter, zooals Truus, gewipneusd te zijn. De wipneus is, wat voor Mengelberg een dirigeerstok is, en wat eens voor Michel de Ruyter de admiraalstaf was: het hooge symbool eener waardigheid. Voorts maken de fotopagina's der bladen er geen geheim van, dat Lien Deyers eigenlijk minder om de waasoogen, dan wel om haar...enkels (om bescheiden te blijven) groot mag heeten. De erotische lyriek van den dagbladschrijver bepaalt zich liever bij den zielvollen blik, terwijl de fotoredacteur de overige onthullingen doet. Lien Deyers liet zich n.l. in een interview ook nog aldus uit: ‘Ik wil niet alleen mijn gezicht op de film laten zien, maar ook mijn (schrik niet, lezer!) ziel’. Dat is een concessie aan de kunst, waarvoor de waasoogjes beter passen dan de enkels.
Dit heldenideaal is democratisch. Zooals de Ruyter als jongen gewoon in het want klom, zoo stond Truus bij Peek achter de toonbank, argeloos, dol op de bioscoop, openbloeiend, toen een Ufaregisseur haar plukte. In het Romanisches Kaffeehaus bleef zij het jonge, pure sterretje. Ja, de Arnhemsche Courant schrijft: ‘Nog babbelt zij als een aardig gansje over alles en nog wat, schept zij vreugde in haar leven en werk en we gelooven gaarne, dat zij er naar snakt, om eens met haar hartje te spelen, trouwens dat doen meer meisjes op den leeftijd van zeventien’. Hoe heerlijk is toch het verkleinwoord in het Nederlandsch! Dit sterretje wordt als heldinnetje op een tentoonstellinkje in het Haagje als een feetje ingehaald! Lieve tijd, Truus, dat hadden Pa en Moe ook niet gedacht! Er is maar één term, die de belangstelling van het nederlandsche volk voldoende weergeeft: verteedering. Elkeen is verteederd, geroerd, om zooveel schattige grootheid. Men snikt zoo'n beetje, want gewoonlijk is de grootheid schattig noch democratisch.
Wij laten dan ook Ivens en Aafjes maar knoeien met hun films zonder menschen; ik zie liever Lien Deyers dan een bacil van Mol. Heb ik eenmaal een handteekening van Truus, dan geef ik om geen R uttmann. Wie ‘Affenkult’ zegt, wijs ik verontwaardigd op de groote mannen, die Truusje, ‘wier wiegje in Arnhem stond’, officieel ontvingen en hun grooten en onbesmetten naam aan Peek & Cloppenburg verbonden. Wie naar de rechtmatigheid van deze grootheid vraagt, wijs ik op de wipneus, en de onschuld.
‘Hallelujah’! (Foxtrott).
M.t.B.
‘Film als kunst’
Onder deze langzamerhand eenigszins irriteerende debat-titel - want wij kunnen ‘film’ praegnanter nemen: film, die geen kunst is, is ook geen film, maar (verprutst) celluloid - heeft de Rotterdamsche filmcriticus Jan van Kasteel een uitvoerig geïllustreerd boekje doen verschijnen.75
Zijn verdienste ligt in hoofdzaak in het negatieve: het staat niet meer op het naïeve standpunt van splitsing in Amerikaansche (slechte) en Duitsche (goede) productie, het onderscheidt althans consequent film en bioskoop en het is overtuigd, dat er - zooals de Heer van Kasteel het minder elegant uitdrukt - ‘voor de filmkunst nog veel strijds te strijden zal zijn’.
Een steekhoudend betoog levert dit boekje niet, het plakt daarentegen op grond van een enkel specimen geheel averechtsche en misleidende etiketten als ‘Film Meditatief’ en ‘Film Psychologisch’: onderscheidingen die voor het verstaan van film niet de minste wezenlijke beteekenis hebben, integendeel. Een en ander schijnt het gevolg van een vooropgezette wil tot populariseeren. Wat heeft de film misdaan, dat zij persé populairder moet zijn dan welke kunst ook? Men verwisselt de doelstelling: het gaat om de film zonder meer, niet om een aannemelijk compromis met de massa, die zich nu eenmaal, gelokt door aan de film vierkant tegengestelde gezichtsbegoochelingen, in de bioskopen genesteld heeft. Stel de film veilig en laat tot haar komen wie wil, bescherm haar en niet de massa tegen zich zelf!
Veel critisch vermogen heeft de Heer van Kasteel in zijn boekje niet aangewend. Hij is nog geheel in de terminologie van een bioskoop-programma bevangen, hij spreekt b.v. van ‘fantasienummers’ - een uitdrukking die hier evenmin als in de hoedenbranche op zijn plaats is - en bij voorkeur van ‘iets aparts’: dezelfde term die de H.H. exploitanten gebruiken, wanneer zij in hun maag zitten met de vertooning van een film, die zij er van verdenken kunst te zijn.
De goede intenties van dit boekje blijken dan ook in hoofdzaak uit de vrij uitvoerige feiten- en titelvermelding. Ook de Filmliga krijgt een prijzende paragraaf, waarvoor onzen dank. Het gewaad, waarin deze opstelletjes gestoken werden, is dat van de betere reisgids: appetijtelijk, maar lichtelijk onnoozel. Wat men noemt modern.
H.S.
‘Le geste en puissance’
[11]
In de ‘Monde Illustré’ van 31-111-28 lezen wij de volgende belangrijke opmerkingen van Fernand Divoire, wiens werk over de cinematographie wij reeds vermeldden (Filmliga 5):
A Montmarte vient d'être fondé un nouveau studio. Pour nom il porte le numero d'années où notre siècle nous a porté. Il est digne d'encouragements car on sent chez ses créateurs le désir de servir vraiment l'art du cinéma. Et servir l'art du cinéma, ça n'a pas l'air d'une chose extrêmement facile....
Je ne suis pas allé à l'inauguration; j'ai laissé passer quelques jours pour être sur de me trouver au milieu du vrai public. J'ai ainsi pu constater que lorsqu'on présente au vrai public une belle étude de marine d'Abel Gance sur triple écran, le vrai public rit à se couper la digestion, proteste, crie: ‘C'est imbécile!....’; et pourtant, quels magnifiques jeux d'étoffes dans ces vues de la mer!....
Mon opinion faite sur les progrès esthétiques de mes contemporains, j'ai regardé les autres trouvailles du Studio 28: à savoir les projections murales d'images fixes choisies avec un goût inégal, et des vues un peu particulières de lanternes magique. Quant aux images de lanterne magique ce sont des images en couleurs dont l'effet est extrêmement curieux parce que nous voyons représentés un, deux, trois ou quatre temps d'un geste comme, par exemple, celui de donner un coup de pied à quelq' un ou de faire une chute de cheval. Et là, nous constatons que le cinéma a totalement modifié notre oeil, lui a fait subir une telle éducation que, à la prémière image qui se présente, nous sentons tout le geste en puissance, en explosif, dirai - je presque. Et les deux ou trois phases qui suivent nous confirment dans cette impression que nous avons assisté d'un véritable mouvement, à une bande filmée.
En sortant de ce cinéma, je me demandais si l'on ne pourrait pas aujourd'hui modifier le rythme du cinéma lui-même, si des indications de gestes ne mèneraient pas notre oeil à la fin du mouvement commencé....
Il faut se rappeler que Sem a pu être considéré comme un révolutionnaire en matière de dessin parce qu'il ne peignait pas une tête entière mais se contentait d'indiquer le ou les traits caractéristiques d'une silhouette. Aujourd'hui, on est allé plus loin que Sem; mais ne pensez vous pas qu'une analogie s'offre à nous et que le cinéma de demain jugera peut être inutile la vision continue? Simple idée qui n'est venue. Je dis tout de suite que je ne la ferai pas breveter parce que j'ai la triste certitude que mon brevet ne servirait à rien: les journalistes écrivent; les idées mûrissent. Quand elles sont mûres, plus personne n'a de droit sur elles....
Intran en Filmliga
Ofschoon wij in dit blad in het algemeen liever buitenlandsche oordeelen plaatsen, die ons aanleiding geven tot tegenopmerkingen, vermelden wij dit keer toch gaarne een waardeerend entrefilet van Jean Lenauer in ‘L'Intransigeant’ over het ‘succès considerable’ der Nederlandsche Filmliga. Overigens bevat het stukje een uitvoerige inlichting over de werkzaamheden in het afgeloopen jaar.
Studio 28 te Parijs
In de Studio 28 (dir. Jean Mauclaire) is met veel succes vertoond de Nederlandsche documentaire film van J.C. Mol ‘Kristallen’ (7e matinee der Filmliga), welke voor die gelegenheid door Abel Gance op ‘triple écran’ was overgebracht. Eveneens gaf de Studio 28 een nieuwe opvoering van Germaine Dulac's ‘Le Coquille et le Clergyman’, welke film een heftig debat van vooren tegenstanders ontlokte.
Wat de Studio des Champs Elysées doet voor het tooneel, doet de Studio 28 thans voor de film: zij heeft in haar promenoir een permanente tentoonstelling en verkoop van boeken en tijdschriften georganiseerd. Men kan er niet alleen Moussinac en de Cahiers du Mois krijgen, ook Ukraïnsche en Chineesche ‘avantgarde’. Tenslotte koopt men er à raison van frs 2.50 ‘Filmliga’, en blijkbaar met succes.
Indien Gij naar Parijs gaat, is Uw lidmaatschapskaart van de Filmliga bij de Studio 28 de beste introductie.
Volksverband für Filmkunst te Berlijn
Het ‘Volksverband für Filmkunst’ heeft een voorstelling gegeven van Béla Balázs' ‘Abenteuer eines Zehnmarkscheines’ (hier reeds eenige jaren geleden vertoond onder den titel ‘Bankbiljet K. 13513’). Deze film werd op heftige wijze uitgefloten.
Het blad van het Volksverband, ‘Film und Volk’ brengt thans over deze ondanks zijn fouten nog altijd bezienswaardige film de volgende mede-
[12]
deeling: Béla Balázs had deze film een revolutionaire tendenz willen geven, moest echter op verlangen van de filmfabriek, die haar in den handel wilde brengen, zijn scenario, meer in bizonder het slot belangrijk wijzigen. Het blijkt thans, dat de kritiek, die ook hier ten lande het scenario ondervonden heeft, als gewoonlijk niet op de schouders van den oorspronkelijken maker geschoven kan worden.
Hamburg, Frankfort, Breslau, Dresden en Darmstadt hebben thans reeds afdeelingen van het ‘Volksverband für Filmkunst’ gevormd.
Ciné-club de genève
In Filmliga 9 meldden wij de oprichting van een tweetal filmclubs in Genève, de eersten in Zwitserland. Sindsdien hebben Geneefsche zendelingen ook het nabijgelegen Annecy gekerstend.
Wij ontvangen daarover eenige merkwaardige persstemmen. Wáar ook op het oogenblik in het buitenland zustervereenigingen der Liga worden opgericht, doen zich dezelfde moeilijkheden, dezelfde splitsing in twee tegengestelde groepen voor: eenerzijds zij die in de film het element der ontspanning willen behouden en eenvoudig streven naar de goede, sterke speelfilm, organisch ontstaan uit ‘Madame Dubarry’ en de ‘Nibelungen’; zij die dus de film zien als een populaire, gemakkelijk te verteren, tot het hart sprekende kunst der verbeelding. Anderzijds zij die overtuigd zijn dat de film een fundamenteele vernieuwing van bewegingssensatie in een vlak beteekent en die als zoodanig vrijwel tegenover alle bioscoopproductie het principe der avant-garde stellen.
Deze groote splitsing deed zich bij de groepeering der Berlijnsche zustervereenigingen gelden, waar het ‘Volksverband’ het eerste, de ‘Gesellschaft neuer Film’ het tweede standpunt aanhing. En het lijdt geen twijfel, dat dit ook in de Filmliga, die beide in naam vereenigt, wel de voornaamste controverse is.
Het Geneefsche blad ‘Ciné’ heeft thans in zijn kolommen voorstanders van beide richtingen aan het woord gelaten, naar aanleiding van het openingsprogramma der Ciné-club, waar Robert de Jarville Cavalcanti's ‘Rien que les Heures’, René Clair's ‘Entr'acte’ en Germaine Dulac's ‘Invitation au Voyage’ vertoonde - alle den Liga-leden welbekend.
Dit in onze oogen uitermate gematigde programma in de pers hevige beroering gewekt. ‘La conférence de M. de Jarville ne fut qu'un ramassis des banalités, des lieux communs et des anathèmes dont on nous rebat les oreilles’, aldus het hoofdartikel in den ‘Ciné’. ‘Manifestation d'anarchie cinégraphique....philippique enfantine....elle a désorganisé la peinture et la musique en donnant naissance à ces rejetons funestes....lié fortement aux sources classiques, le septième art tient bon devant le battage des charlatans et les théories fumeuses des soi-disant rénovateurs qui ambitionnent de le lancer dans l'abstraction...à ce torrent de laideur et de barbarie, posons l'équilibre mental de la race latine....L'Herbier Feyder, Ménilmontant, Feu Mathias Pascal...’
Een andere criticus specificeert: ‘Rien que les Heures’ heeft hij niet gezien, want toen was hij al weggeloopen, de gelukkige! Germaine Dulac's ‘Invitation’....on trouve encore quelque chose d'humain et de naturel. Van ‘Entr'acte’ geeft hij in eenigszins studentikooze termen een nieuwe verklaring: ‘Ce monsieur se f.....de son monde. “Entr'acte” est un film qui ne doit passer sur la toile blanche qu'entre deux actes, alors que la salle se vide, c'est à dire devant des fauteuils libres. Car les fauteuils, habitués longtemps à ne voir que des....derrières, s'accomodent aisément du cu....bisme cinématographique, et ne s'offusquent plus de rien’.
De arme stichter van de Cine-club, Dr. Paul Ramain, had de zware taak van het pleidooi. Daargelaten, dat Robert de Jarville thans genoemd wordt ‘le trépidant et jeune intellectuel de gauche’(!), daargelaten het feit dat hij zelf dit programma typeert als een ‘cataclysme visuel’ - Man Ray, Man Ray! - pleit hij voor deze rechters meer clementie dan vrijspraak. ‘Invitation au Voyage’ is ‘une oeuvre manquée et assez enfantine de psychologie’. Maar ‘Entr'acte’ verdedigt hij sterk en consequent. ‘C'est, je crois, le seul film strictement onirique. Pas encore compris dans son essence, “Entr'acte” fera date dans l'histoire du film’.
En hij peroreert aldus: ‘Conférence et présentation furent hétéroclites. Dans l'ensemble, nous sommes tous heureux que le cinéma ne soit pas “cela”. Mais de ce “cela” naîtra un jour des formules cinégraphiques nouvelles qui, judicieusement employées, feront la joie de nos yeux, de notre cerveau et de notre coeur. Il ne faut pas froisser de l'enthousiasme des jeunes...même si ces jeunes ont l'air de prendre le public pour “un tas de ballots!”...L'art naît de ces tentatives des jeunes. Mais jamais de celle des adultes soi-disant expérimentés’.
Zoodat reeds bij de eerste samenkomst de verschillen zoo scherp mogelijk getraceerd zijn - iets wat in de schaduw van den Volkenbond niets ongewoons is.
H.S.