[Journaal]



illustratie

De ‘Film sonore’ te Parijs

In de ‘Cameo’ op den Boulevard des Italiens ondergaat de menigte het nieuwe technische wonder, de ‘klinkende film’ - en zij doet, wat alle menigten uit alle tijden tegenover het Wonder, technisch of niet, gedaan hebben: zij begint, na de verrassing der eerste tien minuten, te gapen en neemt het geval verder voor kennisgeving aan. Zoo stond zij tegenover het onbekende genie, dat voor het eerst vuur uit een steen wist te slaan - zoo stond zij tegenover Gutenberg - zoo stond zij tegenover de gebroeders Lumière. Gewoonlijk neemt het wonder een gepaste wraak, door de menigte later onvoorwaardelijk aan zich te onderwerpen.

Intusschen zij geconstateerd, dat de eerste kennismaking met de ‘film sonore’ een ontmoedigenden indruk nalaat. Niet zoozeer, omdat de filmspelers, ondanks de onberispelijke gelijktijdigheid van geluid en beweging, tot een soort schim-achtige buiksprekers gedegradeerd worden - noch, doordat de nivelleerende werking van den loud-speaker alle vocale en instrumentale effecten tot de hopelooze monotonie van den radio terugvoert. Het ontstellende dezer eerste vertooning is wel zeer speciaal hierin gelegen, dat alles, wat de film zich met ontzaglijke moeite als autonome uitingsmogelijkheid heeft veroverd, vernield en eenvoudig afgeschreven wordt. De ‘zwijgende kunst’, die in wording is, wordt met een ruwe trap teruggestooten in de sfeer der rarekiek en het kermisvermaak. De meneer, die op de maat van een radio-rede zijn kaken beweegt - de cellist, die zoo onbegrijpelijk gelijk-op speelt met de grammofoon, welke wij ergens in den kelder vermoeden - ja, zelfs de straatopname met het ‘natuurgetrouwe'’ asfaltspektakel...het zijn altegader attracties, die vooralsnog tusschen den degenslikker en de dame met den baard thuishooren. Het beteekent voor ons, die de film-als-kunst liefhebben, verlies, bij het ruineuze af - zonder een enkel gewin.

Tot zoover kunnen wij de zaak beschouwen als voor ons van geen belang. Maar wat o, goden, als het Wonder zijn wraak neemt...?

L.J.J.

Avantgarde-nieuws

Onze Parijsche medewerker S. Silka bericht ons, dat hij begonnen is aan een film met Asta Nielsen en Alex Allin (uit ‘La Coquille’) in de hoofdrollen.

 

Een der hoofdpersonen uit den bloeitijd der Scandinavische film is overleden: de Zweedsche regisseur Maurits Stiller, die o.m. ‘Erotikon’ en ‘Gösta Berling’ maakte.

Men herinnert zich wellicht, dat hij destijds met Greta Garbo naar Hollywood vertrok, waar echter ieder zijn eigen weg zocht. Stiller maakte daar o.m. ‘Hôtel Stad Lemberg’ (de beste Pola Negri-film) en zijn laatste werk ‘Der König von Soho’ (met Jannings).

Het tragische is, dat Greta Garbo, teleurgesteld in Hollywood, juist het plan had opgevat om naar Europa terug te keeren, ten einde daar opnieuw onder Stiller, die reeds eerder Hollywood verlaten had, de goede Zweedsche film tot een tweeden bloei te brengen.

 

In de armen van het groot-kapitaal:

Cavalcanti heeft voltooid zijn film ‘Le Capitaine Fracasse’ met Pierre Blanchard en Lien Dyers. René Clair heeft voltooid zijn commercieele film ‘Les Deux Timides’, naar het stuk van Labiche met M. de Feraudy in de hoofdrol.

Jean Renoir begint 1929 aan een enorme historische film ‘Christoffel Columbus’, in de hoofdrol Aldo Nadi, beroemd schermer.

Leve de avantgarde!

Nicolaj Bataloff

Met bizonder genoegen plaatsen wij dit keer den door Jordaan geteekenden, lachenden kop van Nicolaj Bataloff op den omslag, hoewel het fijne, fanatieke profiel van Alexander Room daar oorspronkelijk recht op had. Maar nu Bataloff deze week in Amsterdam zoowel als hoofdrolspeler in ‘De Moeder’ als in ‘Bed en Sofa’ te bewonderen valt, plaatsen wij dezen genialen Rus gaarne in het volle licht. In Filmliga II, 4 hopen wij tevens een persoonlijke impressie van A. Defresne op te nemen, die Bataloff in Moskou ontmoette.

H.S.