Thomas Mann en de film
Wij vermeldden in den vorigen jaargang het oordeel van Paul Valéry over de film; thans lezen wij in het Handelsblad een uitspraak van Thomas Mann, die daaraan zeer verwant is. Mann schijnt een ‘vroolijken hartstocht’ voor het bioscoopbezoek te hebben. Alleen - zegt hij - men beschouwe de film niet als kunst. ‘Film is geen kunst, maar leven en werkelijkheid. Deze zwijgende beelden zijn veel sensationeeler dan welke kunst ook; zij werken direct op de toeschouwers in; hun sensatie wordt getemperd door de behaaglijke omgeving en het bewustzijn, “dat het maar spel is;” maar zij wordt verhoogd door den invloed der muziek. Waarom wordt er anders in de bioscopen elk oogenblik gehuild? Is dàt de gemoedstoestand, waarin men van een kunstwerk geniet, waarin men een schilderij beschouwt, een tooneelstuk aanziet en -hoort, een boek leest, naar muziek luistert? Nu ja, sommige oude heerén huilen als in Oud-Heidelberg “O alter Burschen Herrlichkeit” wordt gezongen, maar bij Shakespeare of Hauptmann doen zij het niet. Kunst is koud - men mag zeggen wat men wil -; zij is een wereld van vergeestelijking en abstractie, een wereld van stijl, van handschrift, van vormgeving, objectiviteit, verstandelijkheid’.
Volgens Thomas Mann heeft de film niets met het drama te maken maar is hij episch, vertellend. Vandaar de superioriteit van de Russen op dit gebied; zij waren nooit groot als dramaturgen, maar brachten geniale vertellers voort.
Men herinnert zich onwillekeurig het hoofdstuk ‘Totentanz’ uit ‘Der Zauberberg’, het geniale meesterwerk van dezen auteur, waarin hij zijn figuren confronteert met de bioscoop; ‘der Raum war vernichtet, die Zeit zurückgestellt, das Dort und Damals in ein huschendes, gaukelndes, von Musik umspieltes Hier und Jetzt verwandelt’. Maar hoe scherp deze opmerkingen ook de bioscoop mogen karakteriseeren, over het film-probleem zeggen zij weinig of niets, evenmin als de meening van Valéry. Omdat Mann waarschijnlijk wèl Alt-Heidelberg, maar nìet Ruttmann of Dulac gezien heeft!
M.t.B.
Russische film
Alexander Room werkt aan een film ‘Het verdwenen Spook’, naar een novelle van Barbusse. Na de voltooiing begint hij aan een nieuw werk ‘Gevangen in het IJs’.
Poedowkin's volgende film heet ‘Het gaat ons uitstekend’.
[64]
Zijn ‘Storm boven Azië’ werd vertoond bij de opening van het congres der Boerjatisch-mongoolsche republiek, die medewerking bij de opnamen vocr deze film verleende.
Thans verblijft Poedowkin nog te Berlijn, waar hij over de mogelijkheden van de ‘Tonfilm’ voor Rusland confereert en tegelijkertijd Fedja in ‘Het levende Lijk’ speelt.
Voor de Oekraïnsche Wufku heeft Dowschenko, bij de Liga reeds bekend door ‘Zvenygóra’, de film ‘Arsenaal’ voltooid, waarover Poedowkin zich bij zijn verblijf in Nederland bijzonder prijzend heeft uitgelaten.
Dsiga Wertof is bijna gereed met zijn film ‘De Man met het filmapparaat’ (zonder décors, tooneelspelers en titels).
Cinéma saharien, cinéma primo de rivera
Onze redacteur Mr. Henrik Scholte, die een reis door Afrika en Spanje maakt, bericht ons één en ander over de filmtoestanden in die landen. Een Noord-Afrikaansche bioscoop verschilt, naar hij ons meedeelt, zeer weinig van het theater Tuschinski; alleen is de cabine niet achter, maar als een springplank bòven de toeschouwers geplaatst, terwijl de lampen door zonlicht worden vervangen (de voorstelling heeft in de open lucht plaats); verder wordt het publiek niet door Amsterdammers, maar door Arabieren en soldaten van het Vreemdenlegioen gevormd. De afwezigheid van Max Tak echter, zoo voegt de heer Scholte er bij, wordt zeer pijnlijk door hem gevoeld. In Spanje schijnt de ciné theater en dans naar de verborgenheid te hebben verdrongen. Overal wordt het publiek gevoed met ‘peliculas’ van de exorbitant slechte Spaansche productie, die uitsluitend voor de behoeften der Spanjaarden wordt vervaardigd. De nieuwste Spaansche superfilm is getiteld ‘Viva Madrid, que es mi pueblo’...