Alraune, de katholieke filmgids, of: waar halen wij onze normen vandaan?
De meest recente blunder (de lijst wordt groot en compromittant) van de met roem overdekte Centrale Commissie voor den handel in....pardon, voor de Filmkeuring, is het veto, uitgesproken tegen de film ‘Alraune’ van Henrik Galén. Voor de artistieke waarde van dit werk willen wij geen hand uitsteken; wij waren in de gelegenheid te constateeren, dat het behoort tot het verouderde type der z.g. ‘goede speelfilms’, dat soort films m.a.w., waarin eenige acteurs blijk geven van een intuitief begrip voor de bijzondere eischen der nieuwe kunst, doch waarbij de regisseur geen cineast is. Brigitte Helm en Paul Wegener geven hier een verdienstelijke creatie van de figuren uit Ewers' nogal goedkoope roman, en de regisseur Galén heeft niet veel meer gedaan, dan de romanstof voor de film adapteeren. Onder onze rubriek ‘Critiek’ behoeft dus op ‘Alraune’ nauwlijks de aandacht te worden gevestigd.
In een ander dan critisch verband echter moet er hier op gewezen worden, dat ‘Alraune’ zeker beter is dan 80% van de normale filmproductie, en zeker 80% zedelijker dan het grootste deel van de films, die de Commissie met een gerust hart laat passeeren. Wij hebben opmerkzaam zitten staren, tot groote onzedelijkheid kwam, maar er kwam al maar niets. Er kwam een scène op een divan, die wij in goedgekeurde films geregeld aantreffen, maar hierbij fluisterde de exploitant ons toe, dat hij dit fragment gecoupeerd had, voor hij onder het oog van de hoogzedelijke heeren dorst verschijnen. En toen kwam er weer niets, en weer niets en het was uit! Nogmaals stom verbaasd zagen wij elkaar aan (wij zijn nog altijd naïef), gisten ontevreden naar de motieven der Commissie en gingen naar huis. Onderweg vernamen wij, dat er nu ook zulk een Commissie voor onzedelijke dansen moest zijn ingesteld, en dat de eerste maatregelen tegen Leistikow reeds getroffen zijn.
In scherpe tegenstelling daarmee staat wel de nieuwe poging van pater Hyacinth Hermans, om de zeden op filmgebied te veredelen. Deze grootmagnaat van de Centrale Commissie heeft n.l. een blad op touw gezet, dat hij de ‘Filmgids’ noemt. Een goede geest zond ons het tweede nummer toe. Het is geillustreerd met foto's van onzedelijke filmsterren, die van waarschuwende onderschriften (grafschriften) zijn voorzien; zoo trof ons een verleidelijke afbeelding van Dolores del Rio met het dreigement erbij: ‘Dolores del Rio weet aan haar spel meestal een pikant tintje te geven, hetzij door middel van haar beenen hetzij door middel van een afzakkend schouderbandje’. Men ziet, het is geen blad zooals dit, voor het intellect, maar het is zedelijk! Wij kunnen ons het genoegen niet ontzeggen, een fragment af te drukken van een artikel uit dezen ‘Gids’, getiteld ‘R.K. Filmcritiek en nog wat’. Men begrijpt het al, het komt in dezen niet op de critiek, maar op het ‘nog wat’ (de onzedelijkheld) aan. De criticus is meneer Louis A.M. Vierhout; of hij familie is van een weleer bloeiende kapperszaak te Tiel (fa. M.B. Vierhout, thans Bouwmeester & Cobet), weten wij niet, maar in de critiek hadden wij nooit van hem gehoord. Hij critiseert dan ook niet zooals wij, maar over afzakkende schouderbandjes, revue- en badcostuums, ‘slippertjes’, etc. Zijn grootste probleem is niet de visueele dynamiek, maar: hoever mag men zich ontkleeden, zonder boven de achttien jaar onzedelijk te worden? Vierhout acht het, volgens eigen zeggen, onmogelijk in de ontkleeding ‘ook maar in de verste verten een opbouwende tendenz te ontdekken’. Dat zou dan ook wel wat veel gevergd zijn; wie ontkleedt, breekt af, dat is ook ons principe. Hoor echter, hoe onze dessous-
[63]
specialist zijn ontkleedingsstandpunt nader formuleert:
‘Wanneer is nu filmkleeding af te keuren? Ondanks onze langjarige filmpraktijk is het ons niet mogelijk hierop een precies antwoord te geven. Als regel huldigen wij dezen gedachtengang, dat alles wat als natuurlijke en gebruikelijke kleeding kan worden aangemerkt (hierbij inbegrepen revue- en badcostuums) en die zonder geraffineerdheid, normaal wordt gebruikt, dus in een geheel verband zonder opzettelijke detailleering, toelaatbaar kan worden geacht voor volwassenen. Voor zoover het revue costuums betrof, stelden we bovendien nog een minimum eisch en beoordeelden deze toiletjes verder naar den duur en de grootte van het verschijnen op het witte doek. Tegenover de meer intieme kleedingsstukken alsmede tegenover ongegeneerde uitkleedingsscènes namen wij steeds zooveel mogelijk een afwijzende houding aan, omdat iedereen wel weet dat dergelijke tafereelen nu niet juist tot de minst bekoorlijke behooren, maar tevens ook als de meest pikante zijn aan te merken. (Ja, hij is familie van den kapper! M.t.B.).
Tenslotte zouden we nog de historische films onder de loupe kunnen nemen. Ook daarin zitten vaak veel voetangels en klemmen al was het alleen maar in de decolleté's, die een paar eeuwen terug de vrouwen “sierden”. Over het al dan niet toelaatbare ervan, zal wel steeds verschil van meening blijven bestaan. Indien de film niet speciaal “daarom” draait, zou men eenzelfde excuus kunnen laten gelden als voor de duels uit die tijden, n.l.: dat iedereen slechts een voorbij tijdperk erin zal zien.
Om thans dieper op dit onderwerp in te gaan, is ondoenlijk. Het aantal vertakkingen en zijpaden is legio, terwijl bovendien de talrijke nieuwe problemen, die de filmfabrikanten dagelijks voor de resencenten (spelling Vierhout. M.t.B.) openen en gedetailleerde beschouwing zoo goed als onmogelijk maakt’.
Eén goede zijde heeft Vierhout's visie op intieme kleedingstukken en décolleté's: men begint nu tenminste langzamerhand te begrijpen, volgens welke normen films als ‘Alraune’, als ‘Jeanne d'Arc’, als ‘Gevangenis’, worden gekeurd! Het is ongelooflijk, maar waar; deze schijnheilige Vierhout staat werkelijk in zijn jaegerondergoed op pag. 22 tot 26 van de ‘Filmgids’! Dit zijn onze keurmeeesters, dit
HANS RICHTER: VORMITTAGSSPUK
[64]
soort individuen disponeert over het nederlandsche netvlies! Deze heeren hebben moeten uitmaken, of Jeanne d'Arc wel ‘netjes’ was! Deze duisterlingen laten onze bioscopen rustig volloopen met schund, omdat er toevallig geen ‘meer intieme kleedingstukken’ en ‘ongegeneerde uitkleedscènes’ te zien zijn! Dit zijn de normen, men onthoude ze!
Wij wachten op de volgende blunder. Wij zullen wèèr protesteeren. En na de tallooze blunders, die nog te voorzien zijn, zullen wij de afrekening nog eens opmaken. Intusschen zal die Vierhout, die Louis, rustig zijn gang gaan. Succes, man, in je zedelijke krant, en droom maar niet onkuisch van de décolleté's en de duur en de grootte van de toiletjes, die je hebt moeten knippen in je heilige donkere holletje! Wij mochten anders de tachtigjarige oorlog eens voor niets gewonnen hebben..
M.t.B.
Ligafilms in een rijksgebouw
Op de door het Eerste-Kamerlid Steger gestelde vragen over de vertooning van Ligafilms in de gebouwen der Technische Hoogeschool te Delft door onze buitengewone afdeeling ‘Vrije Studie’ heeft Minister Terpstra thans geantwoord met de mededeeling, dat voortaan in deze gebouwen slechts door de Centrale Commissie gekeurde films zullen mogen worden gedraaid. De minister verklaart advies te hebben ingewonnen, en derhalve schijnt het ons vergeefsche moeite, nu nog op de quaestie terug te komen. Dat door deze beslissing de vertooning van onze programma's in bedoelde gebouwen onmogelijk wordt gemaakt, zal elkeen duidelijk zijn, die weet, dat het Ligabestuur er geen prijs op stelt, bij de methoden en tendenzen der Centrale Commissie, de films der Liga van het visum der Haagsche censoren te laten voorzien, tenzij dit voor openbare vertooning buiten de Liga strikt noodzakelijk is. Het bestuur van ‘Vrije Studie’ heeft ons reeds bericht, dat het van de gastvrijheid van curatoren der Hoogeschool onder deze omstandigheden geen gebruik meer zal maken. Formeel moge de minister in zijn recht zijn, moreel zullen wij dit recht steeds blijven betwisten. De vraag van den heer Steger (zie Filmliga 1) betrof immers de vertooning van Sovjetfilms en niet die van ongekeurde films in het algemeen. Door deze beslissing maakt de minister, die in zijn toelichting zelf toegeeft, dat de Liga slechts één door de Commissie niet goedgekeurde russische film heeft vertoond, het opvoeren van alle ongekeurde films in Rijksgebouwen onmogelijk. Hij dwingt hen, die de gastvrijheid der Rijksgebouwen inroepen, zich aan de dilettantische normen eener incompetente commissie te onderwerpen; voor elke vereeniging op filmgebied, die nog iets voor de film als cultuur- en kunstuiting voelt, ean onmogelijkheid. Moge alzoo wettelijk op minister Terpstra's uitspraak niets zijn aan te merken, zij bewijst voor de zooveelste maal, hoe den regeering zich verhoudt tegenover de pogingen, die in het werk worden gesteld, om het filmpeil te verheffen.
‘Vrije Studie’ zal in het vervolg onze programma's in een bioscoopzaal ter stede vertoonen.
Germaine's ‘Bonne Année’
In het Januari-nummer van ‘Cinégraph’ lezen wij de volgende wenschen voor het nieuwe jaar van Germaine Dulac:
Au mystère de l'année qui vient, nos rêves et nos désirs s'accrochent. Est-il puéril ou inutile d'en avouer quelques-uns?
a) | Assister à ce spectacle d'une industrie française qui, s'inspirant de l'idéal américain ou russe, veuille que le film purement français soit. |
b) | Surprendre cette réflexion dans la bouche de metteurs en scène, d'artistes, d'opérateurs français, liés par de longs contrats à des maisons d'édition résolues à produire: ‘Quand aurons-nous un mois de repos?’ |
c) | Voir les cinéastes ne plus se quereller sur des questions d'images, et admettre sans souci d'école, les diverses expressions cinégraphiques. Les entendre dire:
La Mélodie du monde (Ruttmann), c'est du cinéma. L'âme des fleurs, c'est du cinéma. Le Chapeau de paille d'ltalie, c'est du cinéma. Solitude (Lonesome), c'est du cinéma. La Foule (The Crowd), c'est du cinéma. Le Pont d'acier (De Brug), c'est du cinéma. Le Voyage dans la lune, c'est du cinéma. |
[65]
Et...Le Chien Andalou...c'est aussi du Cinéma!
Les Mystères du Château de Dé. (Man Ray).
Qu'il nous soit permis de chercher à élargir le langage cinégraphique sans avoir à lutter inutilement. L'art total n'est-il pas fait de l'idéal partiel, et des possibilités visuelles contenus dans tous les films sincères?
Ruttmann's Melodie der Welt
Vrijdag a.s. zal in het Rembrandt-Theater vertoond worden de eerste ‘Tonfilm’ van Walter Ruttmann onder den titel ‘Melodie der Welt’. Deze film is reeds een jaar geleden, althans in voorloopigen vorm, gereed gekomen en naar aanleiding daarvan heeft Walter Ruttmann destijds in Filmliga II, 3, pag. 29 zijn opvatting van ‘talkie’ en ‘soundie’ uiteengezet. Wij volstaan voorloopig met deze verwijzing voor hen, die de film gaan zien.
The News Reel Theater in New York
In New York is geopend een filmtheater, waarvan de programma's uitsluitend bestaan uit ‘journaal’, echter allen ‘movie-tone’ gemaakt. De vraag of een dergelijk soort programma voor den toeschouwer voldoende geacht kan worden geeft de filmcriticus van het Amerikaansche weekblad ‘The Nation’, Alexander Bakshy, de volgende ontboezeming in de pen:
I feel fairly certain that it does not. It is the principal characteristic of the motion picture and one of its chief virtues that it deals not with abstract ideas but with vivid, concrete images, even where as in the talking picture they are accompanied by words. For this reason the chief fault to be found with the news reel is not so much that it is a tabloid, but rather that it is not enough of a tabloid. Instead of giving us a mere reproduction of an event or a person, it should present a selective picture that would bring out the most characteristic features of its subject; and to do this it must use a more imaginative and more flexible technique. A composite portrait of a person could bee made vastly entertaining where a faithful reproduction would be merely dull. Seeing that so many of the ‘events’ reported in the screen news are specially staged for the benefit of the camera and the microphone - a practice which places the modern news reel somewhere between the pure record and the invented play - there should be really no difficulty 'n enlivening the cinema reporting by allowing it more freedom in the way of deliberate arrangement and of the personal touch of an imaginative jounalist.
Intusschen bewijst het feit, dat een dergelijk theater bestaansreden heeft of vermoedt te hebben, hoe men ook in America vermoeid raakt van het Hollywood-cliché: journaal, een leuk filmpje, een dansje of een hoogstand of een goochelaar, en tot slot een in een happy-end opklarende snotterpartij of exotische sidderromantiek.
Stop! Plagiaat!
Het mag van algemeene bekendheid geacht worden, dat de Filmliga zoowel ideeën als namen van links en rechts bij elkaar steelt, en daarbij noch Hollywood noch Sovjet-Rusland spaart. De Liga pleegt haar films bij voorkeur uit den gulden overvloed van de op de zolders der Keuringscommissie vergaarde trommels te gappen, haar tijdschrift is geheel overgeschreven uit de bekende origineele hoekjes van Nova en De Telegraaf en het beetje nationale film, dat zij met zooveel drukte pousseert, zijn onder ons gezegd slechts geraffineerde herdrukken van de negatieven van ‘Mool Juultje van Volendam’, ‘Het Hollandsche Circus’ en de ‘Intocht van H.M. te Amsterdam in het Jaar 1901’. Zoo mag het dan ook geen verwondering baren, dat Ivens' film ‘Regen’ feitelijk ontleend is aan een gelijktijdig verschenen film van den duitschen cineast Straesser, daar immers ‘regen’ een zoo ongewoon verschijnsel aan het uitspansel is, dat nog nooit iemand dit in eenig verband met de film heeft durven brengen, tenzij Ramon Novarro, toen zijn permanent wave eens op het ongelegenste oogenblik door dit natuurverschijnsel bedorven werd. Voorts zal het niemand verwonderen, dat de naam ‘De Uitkijk’ reeds voor iaar en dag gepatenteerd was voor een koffijhuis, gelegen aan het einde van de Kalfjeslaan, waar deze de Amstelveensche weg bereikt. En tenslotte heeeft een ‘Filmliga’ reeds bestaan in den jare 1916 in Düren i. Reinland, gelijk de handleiding voor avantgarde-cineasten en die het worden willen bewijst: een boekje n.l. dat
[66]
onder den titel ‘Wilt U Film Ster worden? Handleiding met opgave van adressen tot wien men zich kan wenden’ verschenen is in de bekende Gezondheids-bibliotheek van A.W. Segboer, alwaar tegen denzelfden prijs ook zijn te bekomen ‘Gij kunt het Stotteren spoedig afleeren’ en ‘Corpulentie en hare Bestrijding, met vele voorbeelden voor Kamergymnastiek’; beide boekwerken alsmede zeer aanbevelenswaardig.
H.S.