[p. 594]

Programma laatste voorstelling
Marcel Carné: Nogent
Von Barsy: Hoogstraat
La rose de pu chui (authent. chin. film)
extra
W. Bon: Montage journaal
5 fragm. nieuwe Russ. films

Marcel Carné: Nogent sur Marne

Deze kleine film van een debutant behoeft nauwelijks eenige toelichting. Zij behoort tot het zelfde soort ‘études’ als E. Deslaw's ‘Nuits Electriques’ en Franken's ‘Jardin du Luxembourg’. Zelfs aan Richter's kleine films denkt men meermalen bij het zien van deze eenvoudige bespiegeling van den ‘Zondag’ met al zijn mesquine genoegens en zonder de ‘poging tot conflict’.

Op het armoedige beeld, dat de Fransche avantgarde het laatste jaar te zien gaf, maakt deze film een verheugende uitzondering, omdat zij getuigt van zuivere liefde voor het werk en meermalen ook van oorspronkelijke vondsten in de cinegrafische compositie. Haar mentaliteit biedt voorts een interessant pendant van het Duitsch-Hollandsche ‘Hoogstraat’ van von Barsy.

A. von Barsy: Hoogstraat

Von Barsy is een Hongaar en heeft zijn film in Nederland gemaakt. Daarbij in de buurt van De Brug van Ivens. Wij kunnen zijn film dus met eenige reserve als nederlandsch werk aankondigen. Maar gaat men af op de school, waaruit ‘Hoogstraat’ voorkomt, dan doet men beter naar Ruttmann te kijken.

‘Hoogstraat’ is geinspireerd op ‘Berlin’. Het is een uitmuntende korte film, een absolute film, zooals von Barsy het noemt. M.a.w. de absolute beweging is de grondslag van deze studie. Er is geen moment journaal in, de compositie is overal verantwoord.

Wij zijn er temeer verheugd over, ‘Hoogstraat’ thans te kunnen vertoonen, omdat de naam van von Barsy in één adem genoemd moest worden met het mislukte ‘Zeemansvrouwen’, waarbij hij als operateur optrad. Von Barsy bewijst met deze film van hemzelf, dat hij ook tot echt avantgarde-werk in staat is.

De roos van Pu-Chui, Chineesche film

Men maakt hier kennis met een authentieke chineesche film, wier qualiteiten niet in de eerste plaats cinegrafisch zijn. Het verhaal van deze schoone roos is eigenlijk een Tom Mix in kimono, niets meer en niets minder. De uitvoering is vaak kinderlijk naïef, de enscèneering vermakelijk simpel, het spel tooneelmatig en weinig expressief. Maar er gaat van dit werk zulk een primitieve bekoring uit, dat men over die dingen heen ziet en in de beelden allereerst een stuk China zoekt. Een China, dat nog geheel buiten de amerikaansche studio's staat, dat onmiddellijk van zijn tradities in de film is overgestapt, dat geen amerikaansche techniek veinst en zich aan dramatische tradities houdt. Dit is het interessante van deze film, dat er geen ‘blanke’ import aan is te bekennen, dat de romantiek zuiver inheemsch is gestyleerd en elke opzettelijkheid ontbreekt. Daarom is de vergelijking met de japansche ‘kunstfilm’, onlangs in de bioscoop vertoond, leerzaam; deze ‘Yoshiwara’ was een product der amerikaansche studiotechniek, amerikaansch van spel en regie, japansch slechts in de requisieten en de gelaten der acteurs. ‘La Rose de Pu-Chui’ heeft niets van dit alies; de verhouding van den chinees tot de film is hier nog zuiver oorspronkelijk. Er wordt hier een wereld van tempels, priesters en roovers gegeven, die ver staat van alle europeesche gedachtenleven.

De wijze, waarop de acteurs hun gebaren expressief maken, is eveneens geheel on-westersch. De regisseur typeert meer dan hij individuen geeft. Ook in dit opzicht is hij volkomen primitief. Booze roovers staan tegenover witte regeering stroepen. Hun aanvoerders gaan rustig op zij van den slag een partijtje duelleeren. Hun aantal en gevaarlijkheid wordt aangeduid door lange rijen en hard loopen.

Dat is de zuivere chineesche film. Zuivere film is het zeker niet. Maar als uiting van een volk in filmtaal ongetwijfeld belangrijk, en als curiosum de eerste chineesche film, die tot Europa doordrong.

Twee extra's

Op het gevaar van een te lang programma af hebben wij aan het slot van dit wisselvallig seizoen gemeend, nog eenige extra films te mogen vertoonen.

In de eerste plaats een zéér kort filmpje, waarin Willem Bon oude journalen in nieuwen vorm gemonteerd heeft. En voorts een verzameling van 5 verschillende fragmenten van nieuwe Russische films, die de verschillende regisseurs aan Joris Ivens op zijn reis ten geschenke hebben gedaan. (De volledige films zullen ter zijner tijd door de FIM-Film Mij. worden geimporteerd).

Het zijn (in volgorde): 1. twee fragmenten van Dousjenko's ‘Zvenyhora’, n.l. het optrekken der boeren in den oorlog en de rebellie aan het slot daarvan (Ukraïne, Wufku Prod.) 2. een merkwaardig stuk trucquage uit den Russischen documentaire in voorbereiding: ‘De Stuwdam te Dnepostroj’. 3. een fragment primitieve Armeensche film, waarvan vooral de vergadering en het besluit der vrouwen om hun sluiers voorgoed af te leggen, uit ethnologisch oogpunt merkwaardig is. 4. een fragment, primitief en geraffineerd tegelijk, uit de groote Kaukasische speelfilm ‘Eliso’, o.m. een prachtige montage van de dansen, die bij het bouwen van een huis worden uitgevoerd. 5. en tenslotte, twee fragmenten uit het werk van den duivelskunstenaar Dousjenko, uit zijn film ‘Arsenal’ (niet te verwarren met Room's ‘Menschenarsenal’), te weten het fusilleeren van eenige arbeiders en daarna een lachgas-aanval uit den oorlog. Juist deze fragmenten van den Ukraïner, die na ‘Zvenyhora’ en ‘Arsenal’ het (naar verluidt nog aangrijpender) ‘Die Erde’ schiep, beschouwen wij als een climax in deze reeks programma's, en een belofte voor de volgende tevens.