[p. 442]
Na een jaar
Ik zie je nog, ik weet nog hoe je was,
En ik kan niet begrijpen dat het was
En nu voorbij is, van mij afgevallen.
Ik blijf ontkracht, een schaduw is gevallen,
En prevel maar je naam en kan niet leven,
Zonder je sterven niet en leven niet.
Ik ben alleen en bang als wie in droom
Merkt dat hij droomt, en kan ontwaken niet,
En blijft in zijn ontzetting machtloos loom.
Doelloos en leeg zie ik de wereld aan
En laat de wereld langs mij henengaan, -
Voor immermeer verminkt door hunkering
Naar jou terug, die slechts herinnering
Gedeeltelijk en vervormd nog vatten kan;
En dat is alles wat mij rest ervan,
En dit verdriet is alles wat mij rest
Als dierbaar eigenste, en ik vind geen rust
Dan door het korte zelfbedrog waarin
Ik mij oogluikende op jouw beeld bezin.
1932
Victor E. van Vriesland