[p. 838]
Nocturne
Ook zonder serenade
Weet je mijn komst te raden
Aan 't zinken van de zon.
De nacht wordt zwart en heet;
Al lag je reeds ontkleed,
Kom op het smal balkon.
Ja kom, ik zal je kussen
Met drift aantasten, tusschen
De traliën door omstrenglen
En woelen in je boezem,
Vruchtlooze dubble bloesem
Zwellend door harde stenglen
Die er niet toe behooren,
En toch, want zij verstoren
Ons nachtelijk genot
Even scherp als de scheiding
Der dagen de toewijding
Aan ons verbonden lot.
[p. 839]
Ik hoor je bloed, je hijgen,
Je staat zoo zwoel te zwijgen,
Je ziel wordt gloed, wordt geur;
Ik weet je zoo volmaakt,
Al blijf je altijd, hoe naakt,
Geheim en zonder kleur.
Je houdt je lijf mij toe,
Wij blijven voelen hoe
De scherpgeschaarde staven
't Vermoeden dat lust, pijn
Te saam eerst liefde zijn
Met stage schrijning staven.
En wanklend, ieder aan
De grens van zijn bestaan,
Naar de ander overreikend,
Groeit drift wanhopig sterk.
't Onwrikbaar rasterwerk
Is nauwelijks toereikend.
J. Slauerhoff
'26