[p. 857]

De Ouders

 
't Gerucht kromp allengs weg uit 't oude huis
 
en de'eenzaamheid deed hare troostelooze ronde
 
in wéér een kamer meer; slechts 's zomers lachen kindermonden
 
een ènkele week de muffe stilte stuk tot stuivend gruis.
 
 
 
Als soms haar handen een vergeeld verleden wedervonden,
 
dat tusschen donkeren rommel in een oude lade huist,
 
staart zij door 't late avonduur, dat van stilte suist,
 
naar hem, die met haar deelt de zoo nabije stervenssponde.
 
 
 
Maar toch zoo ver, dat 't kroost hun reeds bereide schimmen
 
ten tweeden maal, nu bij het laatste klimmen
 
der jaren tot een zwaarder ouderschap oproept;
 
 
 
en vraagt om troost noch raad, doch slechts een wijs verbannen
 
van zorg en wrok; of vreugde voor hun luide plannen,
 
die stranden zullen als hùn kroost tegen de'ouders samengroept.

C.L. Sciarone