Berichten over Sowjet-Russische litteratuur
1. In memoriam Larissa Reiszner
DE beteekenis der Octoberrevolutie in 1923 te Hamburg is niet tot ons land doorgedrongen. Slechts enkelen zullen zich herinneren dat een dergelijke Revolutie heeft plaats gevonden. Degeen die, dank zij de dagbladen, met de kwestie Geelkerken beter op de hoogte is doch meer wenscht te weten van deze Revolutie - waarvan hij nooit gehoord heeft - leze ‘Hamburg auf die Barrikaden’ (Neuer Deutscher Verlag Berlin), een werkje van nog geen honderd pagina's. Hij vindt hier een schildering van deze heroïsche tragedie - een schildering zonder eenige sentimentaliteit - zonder eenig pathos. Hij kan nu over deze Revolutie denken hoe hij wil (àls hij er over denkt) - zal echter niet kunnen ontkennen dat dit boek meesterlijk is geschreven. Ik ken geen boek waarin een dergelijk gebeuren zoo beschreven is. Het Hamburgsche proletariaat is de held van dit boek. De schrijfster geeft hier een beeld van Hamburg - zijn villa- en fabriekswijken - dat ook in litterair opzicht voortreffelijke kwaliteiten bezit. Ik kan niet nalaten enkele passages te citeeren.
‘Wie ein groszer, eben gefangener, noch zuckender Fisch liegt Hamburg an der Nordsee - kein Tag hält seinem blassen, windigen, launischen Morgen die Treue’. De auteur schrijft over matrozenkroegen: ‘in dessen die letzte, verwelkte, hoffnungslos gefallene Sünde an einem mit saurem Bier begossenen Tisch einem betrunkenen, namenlosen Adam für ein Butterbrot die göttlichste der Lügen - die Liebe - vortäuscht’. Prachtig is haar karakteriseering van het Hamburgsche dialect: ‘die Sprache, die hier gesprochen wird, ist die Sprache Hamburgs: Sie ist durch und durch mit der See gesättigt und salzig wie ein Klippfisch. Rund und saftig wie ein holländischer Käse, derb, gewichtig und munter wie englischer Schnaps; reich und leicht wie die Schuppen eines Tiefseefisches, der unter Karpfen und fetten Aalen im Korbe einer Marktfrau, in alle Farben schillernd, langsam erstickt. Und nur der Buchstabe S., spitz wie ein Nadel, anmutig wie ein Schiffsmast, zeugt von der alten Gotik Hamburgs, von den Zeiten der Gründung der Hansestädte’.
Hoe zien we Hamburg met zijn fabrieken en werkplaatsen: ‘Es ist ein Arbeits-Venedig. Aber seine Baumwolle, Fett und Eisen bergenden Paläste kennen keine breiten Marmortreppen, und Kais, Ziegelsteine und Beton, vom giftigen Abfluszwasser bespült, sind mit einem Anflug fürstlicher Schönheit bedeckt, mit blaszgrünem, grauen und rosarostigem Schimmer, der vielfältiger und wundersamer ist als Porphyr, Marmor und Malachiet des groszen Quattrocento. Funkelnde Kohle veredelt die graue Stumpfheit der Steinschluchten. Diese, das industrielle Hamburg umspülende Lagune kennt keine Gondeln, keine romantischen Nächte. Wie die Dogen blicken Fabriksschornsteine in die trüben Spiegel. Rauch flutet von ihren Schultern, majestätischen Manteln gleich, und es ist nicht der goldene Ring der Adria, der sie mit ihrem grauen, kalten und beschmutzten Meer vermählt, sondern das Geheul der Schiffssirenen verkündet die Ankunft der kostbaren Rohstoffe. Im kalten Schmutz der Kanäle sind die Nereïden schon langst gestorben. Zuweilen sehen Strassenjungen ihren weiszen Fischleichnam mit dem weiszem Bauch nach oben, mit qualvoll aufgesperrten Kiemen im Wasser umhertreiben’.
De vrouw, die dit schreef - de Russin Larissa Reiszner - is enkele weken geleden, nog geen dertig jaar oud, aan typhus gestorven. Degeen die met de revolutionaire literatuur van Sowjet-Rusland vertrouwd is kent haar naam en beseft dat hier iemand gestorven is die een groote toekomst voor zich had - een vrouw die van de komende literatuur zeker een der steunpilaren zou zijn geworden. Ze was de eerste vrouwelijke Sowjetreporter, die reeds in 1918 en 1919 - nauwelijks 24 jaar oud - zich aan het front een naam had gemaakt. Deze artikelen verschenen eveneens in Duitsche vertaling (Die Front 1918-1919. Verlag für Literatur und Politik, Wien). Larissa Reiszner was de dochter van een professor te Leningrad. Ze was dus geen proletariërsvrouw doch stamde uit burgerlijke familie. Na in Frankrijk en Duitschland te hebben gestudeerd, keerde ze bij het uitbreken der Revolutie terstond naar Rusland terug. Onverwijld schaarde ze zich aan de zijde der Bolschewiki. Tijdens de Octoberrevolutie was ze werkzaam in het Winterpaleis te Leningrad en bekleedde daar een administratieve betrekking. Daar ze echter bemerkte dat de Revolutie ieders hulp noodig had, elke kracht voor zich opeischte, stak ze zich in mannenkleeren en meldde zich als soldaat bij het Roode Leger. Bemerkt men thans het verschil tusschen een West-Europeesche en een Sowjet-Russische literatuur? Onze essayisten, die zoo vaak het probleem ‘Literatuur en Leven’ trachten te benaderen, maak ik op deze verschijning opmerkzaam. Ik denk echter niet dat ze er hun aandacht aan zullen besteden. Zóó zullen ze het wel niet gemeend hebben. Larissa Reiszner ondertusschen streed met een fanatischen moed en zond dagelijks haar zakelijke, nuchtere berichten aan de bladen. Ze schreef met evenveel gemak over den opstand te Hamburg als over de naphtaproductie te Baku, over de strategische problemen van den Burgeroorlog, als over den toestand der Ruhrindustrie. Ze was bevriend met dien anderen genialen journalist - Karel Radek - en heeft te zamen met hem vele brochures en artikelen vervaardigd. Haar laatste werk was het verslag van een reis in het Roergebied waarvan onder den titel ‘Kohle und Eisen’ spoedig een Duitsche vertaling zal verschijnen. Deze uitgave zal mij aanleiding geven op haar andere werken uitvoerig terug te komen.
2. Izaak Babel
Izaak Babel is een naam die plotseling beroemdheid verwierf. De beide werken die van hem verschenen - twee novellenbundels ‘Geschichte aus Odessa’ en ‘Budjonny's Reiterarmee’ behooren tot de werken die de laatste jaren in Sowjet-Rusland het meest gelezen worden. Een Duitsche vertaling verscheen bij het Malikverlag te Berlijn, terwijl een Fransche in voorbereiding is. In het midden van 1923 begon Izaak Babel van zich te doen spreken. Hoewel hij reeds vroeger iets gepubliceerd had kan men toch zeggen dat zijn debuut eerst in 1923 plaats vond. Meestal schrijft hij korte prozastukken, die niet grooter zijn dan tien of vijftien bladzijden. Hij is een verteller, die, als de meeste jonge Russen, kort en zakelijk is en geen uitvoerige beschrijvingen
geeft. Zijn prozastukken zijn meestal in de volkstaal geschreven en schilderen de Russische toestanden met een zeer groote objectiviteit. Zijn eerste werk ‘Geschichten aus Odessa’ geeft ons in nauwelijks honderd pagina's Odessa met haar bevolking van mohammedaansche en joodsche kooplieden, haar Russische regeeringspersonen en huurkoetsiers, haar bordeelhouders en matrozen. Al deze menschen krioelen door elkaar in bonte bedrijvigheid, schelden op elkaar, bedriegen en beliegen elkaar. Babel schildert ons de figuur van den beroemden joodschen koning der bandieten - Benja Krik - wiens grandezza en menschelijke grootheid jarenlang door heel Odessa werden bewonderd. Babel heeft dezen bandietenkoning (die werkelijk leefde en voor eenige jaren in den strijd tegen de Witte Legers sneuvelde) een onvergankelijk monument opgericht.
Rusland bezit nog een ander schrijver die eenmaal een dergelijk milieu schilderde - dezen zelfkant der samenleving tot onderwerp nam voor een zijner werken: Korolenko. Welk een verschil echter - welk een afstand tusschen Korolenko's sympathieke doch zoetelijke en Babels zakelijk-nuchtere en toch zoo tot de kern doordringende beschrijvingen. Het was een lange weg om hiertoe te geraken: de weg die geheel Sowjet-Rusland tenslotte heeft moeten afleggen.
Toen de Witte Legers Odessa trachtten te veroveren, heeft Izaak Babel de stad, waarin hij geboren was en steeds gewoond had, verlaten. Het vroegere leger was verslagen - uit elkaar gedreven - verdwenen. Plotseling echter was, dank zij Trotzky, een nieuw leger ontstaan - anoniem - in den beginne zonder uniformen en namen, zonder centrum, zonder organisatie of reglement. Eerst de zegevierende overwinning der bewapende massa's schiep normen en verleende enkele dezer massafiguren een grootere bekendheid. Uit dezen strijd werd generaal Budjonny geboren. Terstond stelt Babel zich onder zijn bevelen. Hij leeft onder deze soldaten en leert hun leven kennen. Zakelijk en eenvoudig vertelt hij ervan in zijn tweede werk ‘Budjonnys Reiterarmee’. Wij vernemen in dit boek niets over den Dichter zelf - ook niet hoe hij persoonlijk over al deze menschen denkt. We hooren echter deze menschen, met hun eigen woorden - vernemen hoe deze dappere analphabeten denken en strijden.
Izaak Babel is een figuur die ons in vele opzichten aan Panait Istrati doet denken.
3. Lydia Sejfulina
Lydia Sejfulina is eveneens een figuur die eerst de allerlaatste jaren van zich deed spreken en thans plotseling in het centrum der belangstelling staat. Ze is een Tartaarsche, wier werken in tienduizenden exemplaren verspreid zijn. Van twee ervan verscheen bij het Malikverlag te Berlijn een Duitsche vertaling.
‘Wirinea’ is een roman, waarvan de handeling speelt enkele jaren voor de Revolutie. Wirinea - de Russische boerenvrouw wier leven ons hier geschilderd wordt - is niet alleen de slavin van haar pachtheer, doch van haar man tevens. Nogmaals vernemen wij welk een tragischen dubbelen strijd deze vrouwen te strijden hadden zoowel tegen den pachtheer als tegen hun eigen echtgenooten.
‘Der Ausreiszer’ is de roman van een kleinen boerenjongen die zijn ouders tijdens den hongersnood heeft verloren. Hij voert nu een vagabondenleven: bedelt, steelt, springt achter op treinen, verschuilt zich in leege wagons, doch zingt en jubelt tevens wanneer het geluk hem - in al zijn ellende - één oogenblik gunstig is. Lydia Sejfulina heeft hier een probleem van zeer groot belang behandeld - een probleem waarover de regeering in Sowjet-Rusland zich reeds jaren lang groote zorgen maakt -: de opvoeding dezer duizende verwaarloosde kinderen. De Russische regeering besteedt hieraan echter al haar zorgen. In geen land ter wereld wordt van regeeringswege meer voor het kind gedaan dan in Sowjet-Rusland. Men vermag echter, hoewel de toestand langzamerhand beter wordt, deze kudde van duizenden nog steeds niet te beheerschen. Ook deze dichteres weet wat de Russische regeering en velen met haar weten: niet de kinderen doch de sociale omstandigheden dragen van dit alles de schuld. Deze kinderen mogen niet gestraft worden - ook niet wanneer ze stelen, rooven of plunderen. Ze moeten met liefde worden behandeld, in goede banen geleid met alle middelen waarover de moderne paedagogie beschikt. Dat deze middelen vaak mislukken bewijst dit boek. Deze pogingen mislukken echter niet wanneer deze kinderen een persoon ontmoeten voor wien ze eerbied koesteren, die hen bijbrengt hetgeen tenslotte ook voor hen verrijking gaat beteekenen: de vreugde aan een productieven arbeid.
Deze roman van den strijd der Russische regeering tegen de verwaarloosde en verwilderde jeugd is een werk van groote kracht, zonder eenige tendens geschreven.
4. Rudolf Geist
Rudolf Geist is een mij tot op heden onbekend auteur, die met een roman ‘Nijin der Sibire’ (Malik Verlag, Berlin) debuteert. Naar ik verneem heeft hij vele jaren in Siberië gewoond. Het is van belang deze bijzonderheid te weten. Wanneer men aan de zuiverheid van den stijl niet bemerkte met een oorspronkelijk werk te doen te hebben zou men onwillekeurig denken met een nieuwen Sowjet-Russischen literator kennis te maken. Het is bijna ondenkbaar hoe een buitenlander zich zoo diep in het wezen van den Siberischen boer heeft ingeleefd. ‘Nijin der Sibire’ is een knap geschreven boek dat alle voordeelen der jongere Sowjet-Russische literatuur vertoont: het is nuchter en beknopt, van een staalharde fantasie en een spannende intrige.
NICO ROST