[p. 5]

[A. Roland Holst: Geen mensch meer]

Geen mensch meer

 
Als weer en weer die blijde hamer
 
hartslag mijn aambeeld slaat, en slaat:
 
als gij weer, hoog en starend, gaat
 
door deze kamer:
 
 
 
als weer - voormenschlijk zegevieren -
 
binnen de baan die gij beschrijft
 
er niets van alles overblijft
 
dan goden en dieren:
 
 
 
laat dan de wereld de wereld verdelgen
 
in het raam waar de dag omkomt -
 
als binnen maar de stilte gromt
 
van hun zwelgen.

A. Roland Holst