38. E. du Perron aan M. ter Braak
Brussel, Donderdag. [5 Maart 1931]

aant.

Beste Menno, Vanmorgen ontving ik, gelijktijdig met jouw briefje, een nieuw briefje van Bouws, die mij o.a. vertelt hoe beroerd Slau er voor staat. Verder dat hij Zaterdag a.s. - d.i. overmorgen - komt. Wil je hem direct opbellen en hem vragen zijn komst liever uit te stellen? mijn moeder ligt n.l. zéér ziek, en werd gisteravond door 2 doktoren plechtig afgeschreven. Het is misschien een kwestie van weken, maar misschien ook van dagen. Den heelen dag door brakingen, afschuwelijk om aan te zien, en een hart dat alleen nog maar door injecties werkt. Ik ben er den heelen dag en nacht, en zeer onder den indruk. Het is afschuwelijk iemand zóó, voetje voor voetje, te zien sterven; het te weten, niets te kunnen doen, en er tant soit peu nog een opgewekt smoel bij te moeten zetten.

En die arme Slau nu ook nog!

De proeven zal ik doorkijken, dat leidt me dan nog af, want veel lust tot lezen heb ik niet. (Er hangt een doodsgeur over ieder boek dat ik opneem.) Wat je van Een V. zegt, lijkt me zeer juist; maar vind - je ook niet het einde beter dan het begin? Bouws hoeft me de proeven niet terug te geven; ik had n.l. nog

[p. 70]

een proef, die weer terug is. Het naschrift behoud ik dus; accoord.

Ik laat Truida 3 boekjes sturen van de serie Kaleidoscoop. Groeten voor jullie beiden van je

E.

Zend me het Schetsboek van Coster eens. Wil jij er niet eens een stukje aan wijden; zonder het vooropgezet af te breken?

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie