209. E. du Perron aan M. ter Braak
Gistoux, Vrijdagmiddag. [2 September 1932]
Beste Menno, Wat een uitgebreid schrijven! Ik stel je het volgende voor: zend mij het doorslagmanuscript zoodra Wim ermee klaar is en laat mij daarin zooveel puntjes schrappen als ik kan en eenige aanteekeningen maken bij wat ik ‘te Hollandsch’ vind. Je ziet dan zelf op het andere exemplaar wat je juist lijkt en wat niet.
Het zinnetje dat ik erbij schreef, hoeft je niet zóó erg te puzzlen; na de peroratie van mevr. Laurens: ‘Een fatsoenlijk man betaalt anders’ of zoo, heb ik gezet: ‘Of ben je geen fatsoenlijk man?’ Dat vond ik zoo mooi in je verhaal, dat Duitsche: ‘Sie sind doch ein Ehrenmann?’
Ik kreeg hier vandaag van Bouws de copy van Marino Faliero en van Heineke Vos; ik ga dat vanmiddag en morgen doorwerken en houd het dan maar aan tot de bestuursvergadering. Maar het is jammer dat je nù niet komen kon. Ik beloof nog niet vast dat ik er 11 Sept. zal zijn; het is hier zoo prettig niet en met het oog op onze verhuizerij en installatie daar is het misschien noodig
dat wij daar vóór dien tijd zijn, maar in principe is het natuurlijk best. Het zal ook wel lukken, denk ik.
Vind je niet dat Zijlstra als het eenigszins kan een Forum-reeks moèt uitgeven, voor zijn eigen prestige zoowel als voor het onze? Wat hebben we eigenlijk met al die idioten van zijn verder fonds te maken, met de Alie's en Josines die nu al ons omslag vercretiniseeren? Ik heb groote lust hem daarover te schrijven, zoodra ik mijn gebonden halve jaargang heb, waarvoor ik hem dan moet bedanken.
Maurice ontmoette ik vanmorgen in Brussel: hij had allerlei hoogliteraire en hoogvlaamsche bezwaren tegen het uitgeven van Van Ostaijen's Brieven door Burssens, was erg boos op Burssens omdat die P.v.O. in het veld stuurde voor eigen literair-politische opvattingen, enz. enz. Een hoop geschreeuw en gelul voor een kwestie die me geen oogenblik vermocht te interesseeren. Maurice wordt met den dag dikker en botter van physionomie; ik zie dat gezicht nù al met een baard - en hij zou een pracht van een president zijn van de een of andere Vlaamsche Mij van Letterkunde. Hij gaat, vrees ik, hard en hopeloos dien weg uit! En toch is het nog een beste kerel.
Hij vond Van Wessem matig, Heineke Vos prachtig (dat was te voorzien) en Blijstra zeer boeiend en geestig en eig. opperbest (dat was geenszins te voorzien!) Naar dit laatste ben ik nu erg benieuwd geworden.
De rest mondeling of later. Hartelijke groeten van je
E.
Wat je over het contrast tusschen Dumay en B.G. aan E. vindt, is best - maar het zou toch allemachtig jammer zijn als jouw boek op déze (tegendraadsche) manier de dupe moest worden van mijn jeugdschrijfsel! Denk liever aan Stendhal, Kleist en een stuk of tien anderen, die zonder mager of incompleet te worden, nooit aan deze ‘gezellige’ toon offerden. En het is per se niet noodig. Ook de scène tusschen Marie en George kan er, geloof ik, best uit. Je vermindert er George ook door, die in zijn soort een aardige kerel was; je maakt er op deze manier een B.G. aan E.-figuur van. En voor Marie is de scène een gezochte en
ongeloofwaardige ‘pendant’ van die op zichzelf ook al niet erg gelukkige spuughistorie van Karin.
P.S. - Wil je Truida zeggen dat ik haar morgen schrijven zal?
Nu maar vast de hartelijke groeten.