Menno ter Braak
aan
D.A.M. Binnendijk [Amsterdam]
Eibergen, 18 juni 1926
Eibergen, 18.VI.'26
Amicissime.
Groote goden, Marnix, Kleuter, Regenboog, nog meer artikelen! Ik sidderde even, boog me daarna weer slaafs over van Wijk. Moet ik dit repeteeren nog eens overdoen, dan besterf ik het van verveling. Dus, als Stoett kan, in Juli maar probeeren. Bovendien pressen de ouders; het schijnt met het ‘familiekapitaaltje’ niet best te staan. -
Over de affaires de coeur bewaar ik, de historie leerde het me, natuurlijk een diep stilzwijgen. Ik begrijp, dat het je vaak in de Trooststraat te benauwd wordt en daarom bewonder ik ten zeerste je ‘flinke’ houding tegenover Hansje. - Ik hier heb soms over de situatie-Neede ondragelijk het land; ik schreef al eens een wanhopig epistel aan To ter Haar, van wie ik vandaag een buitengewoon hartelijke en lieve brief terug ontving. Gelukkig ga ik Maandagmiddag weer; willen we hopen, dat Theo een klein epidemietje te bestrijden heeft. Maar de atmosfeer van het huis benauwt me altijd hevig.
Met agrarische gevoelens van leedvermaak las ik je opmerking over het ‘laatste’ Bols-feestje, cum eroticis natuurlijk. Daarnaar, bij God, verlang ik niet terug, al komt een Siegfried als Rients er natuurlijk weer bloeiend en ongeschonden vandaan. Om van Pop niet te spreken. Ik schrijf haar niet. Ga ook niet naar Groet zonder haar initiatief. Bij mij is gebleven (als rudiment van een oude, dubbele moraal misschien? Ik geloof het niet.) de overtuiging, dat dergelijke zinnelooze zuippartijen een vrouw op een andere manier treffen dan een man, haar minder onaangetast laten. Pop heeft dat trouwens zelf eens tegen mij gezegd. Ik ben daarvan zeker; een op zichzelf onverantwoordelijke ‘platitude’ als mijn bacchushouding te Zutfen deed een ander ik in me. Of, met jouw elegantere woorden: de erotiek diende zich een oogenblik dwingend, te dwingend pro situatione, aan. - In ieder geval, afgezien daarvan, het systematisch erotiseerend zat worden, zooals dat in zekere kringen meer en meer usance schijnt te worden, verruil ik niet voor de eenzaamheid. Maar niettemin, de stad begint weer te trekken. Het wordt hier wat al te dorpsch; ik hoor Whiteman! -
Vanwaar komen de pauselijke maaltijden? Ik wist niet, dat je hiervan een speciale studie maakte, zooals toch ieder ‘Telegraaf’schrijver gewoon is te doen. -
Ik volg het Frans Hals-proces. Merkwaardige kijk op het classiciteitsprobleem! Niet het genie beslist voor de ‘echtheid’, maar spijkertjes, vernis etc. Blijkt dus, dat het ding een copie is, dan is de heer van Wijngaarden, ergo, even groot als Hals, althans technisch. En Hofstede de Groot, Bode en Friedländer staan in zeker kleedingstuk. -
Hoe staat het met het Juninummer van de V.Bl.? Voorloopig zeker nog geen uitzicht op. -
Deze vluchtige aanteekeningen door het werk heen. Het stadium nadert, waarin de lusteloosheid gaat overheerschen. Schrijf gauw weer eens. Ik leef hier op de dagen van Neede overigens. - Hou je goed; ook in de verwikkelingen des gemoeds, waarin het advies geven te gewaagd is.
Een hart. handdruk
je Menno
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum