Menno ter Braak
aan
D.A.M. Binnendijk (Montigny-sur-Loing)
Eibergen, 26 juli 1926
Eibergen, 26.VII.26.
Mon cher.
Tot mijn verwondering hoor ik nog steeds niets van je. Jullie briefkaart ontving ik, maar die gaf me nog geen inlichtingen, over aankomst of woonplaats. Ik waag dus een kort epistel aan een onzekere Poste Restante, om je, als dit vod zijn bestemming bereikt, van mijn in-leven-zijn te overtuigen. Ja, ik heb zelfs veel ‘gedaan’. Een aanzienlijk stuk van het befaamde stuk geschreven en eenige pagina’s, zonder inspiratie, maar onder de zweep van Chasalletje, over de film gedraaid. Hij had er weer haast mee, op één of andere manier. Met veel deftigheid natuurlijk.
Overigens lees ik hier niets anders dan crisissen van de franc en ministeries, die kegelen en gekegeld worden. Hoe bevindt jullie je daarbij? Zet gij lieden de inflatie in alcohol om? Of stimuleert de eenzaamheid tot concentratie?
Jo zag ik gelukkig veel. De listen nemen toe en de positie blijft beroerd natuurlijk. Maar we teren op elkaar en dat is wat!
Maar goddome, zal ik beginnen brieven te schrijven aan kerels, die te lui zijn, om in het goddelijk Frankrijk zittende, hun inlandsche vrienden een letter te schrijven? Nooit of te nimmer! Mocht er, na afzenden van deze voorloopige en excitatieve regelen, soms een brief komen, dan zal ik ijlings per kaart deze insinuaties goedmaken.
Een poot, ook voor Henny
t â t
Menno
Origineel : Den Haag, Letterkundig Museum