Menno ter Braak
aan
D.A.M. Binnendijk [Amsterdam]
Eibergen, 24 april 1927
Eibergen den 24.IV.1927
Beste Dirk.
Enkele woorden mogen het reservoir mijns vulpenhouders ontvlieden; veel is er niet gebeurd, natuurlijk. Ik reisde na je vertrek voorspoedig af, kwam, o wonder voor mij, bijna te laat, doordat ik me van 12.40 de visuele wijzerplaatvoorstelling van 12.50 had gemaakt en sprong in een motortrein, juist tegenover... Jo, die een Plantenknaap, zijnde ook háár zoon, had afgehaald. We reisden dus samen tot Neede en hadden, hoewel de omstandigheden (motortrein, lokaaltrein, spiedende nakomeling) niet gunstig waren, toch een heel ‘prettige’ tocht, die in Neede natuurlijk weer allerbedonderdst door den bezitter-echtgenoot werd afgebroken. Enfin... Het was 20 dezer juist twee jaar geleden, herdachten we in den trein, dat wij beiden voor den eersten maal in het nu zoo bekende huis in Neede doordrongen, zonder eenige vermoedens van wat er uit worden zou; verjaardag, ‘hideus’ dorp etc., wat lijkt het me een eeuwigheid geleden en hoe onherroepelijk is daarmee een deel van mijn leven bepaald. - Je moet Jo’s groeten hebben, die zich inspant je stukken in de Telegraaf op te sporen, maar ze meestal niet kan vinden.
Tweedens: je weet zeker al, dat de bioscoopconferentie is uitgesteld, dat wil waarschijnlijk zeggen, afgesteld. De heeren zonden mij één dag te voren een telegram, zoodat ik mijnerzijds zoo vrij zal zijn de publicatie in I 10 zijn gang te laten gaan; mijn inspanning wordt dan tenminste niet heelemaal, ook pecuniair, onbeloond gelaten; overigens vind ik het een zonderlinge manier van conferenties organiseeren. Ook de pegels van het Hbl. ontsnappen me nu, wat me aan mijn hart gaat, waar de financiën door de laatste onthullingen van mijn moeder zich niet heel best laten aanzien. Het is zaak om met vaart te promoveeren! In ieder geval kom ik begin Mei in de stad.
Ik ontving een brief van Arthur uit Ascona, waarbij hij mijn lezing voor I 10 accepteerde; hij maakte het ‘goed, althans beter’, wat me nog niet erg geruststellend lijkt. I 10, 4 vond ik niet onaardig: de artikelen van Segal en Kallai zijn, hoewel zwaarduitsch, lezenswaardig en scherp formuleerend. Je aanteekeningen over Franciscus vond ik, kroniekmatig, goed, maar ook ietwat journalistiek; dit is hier echter op zijn plaats. - Ik ben nu bezig aan mijn nieuwe studie over genialiteit etc., waarbij heel wat zweet gestort wordt. Ik wanhoop soms en zweer me zelf, dat dit, voor een lange tijd, de laatste philosophie zal zijn!
Vandaag schrijf ik ook Ine over de dictaten, wat ik nog steeds verzuimde; ik wentel daarbij dus alle schuld op mezelf!
Een hart. poot van je
Menno
Schrijf nog eens volgende week! Ook de familieleden laten je hart. groeten.
Je oudelui kraakten mij nog eenige rare nooten over den heer Knapp. Hoe zit dat?
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum