Menno ter Braak
aan
D.A.M. Binnendijk (Amsterdam)
Rotterdam, 30 september 1931
30 Sept. 1931
Beste Dirk
In je brief verwar je twee dingen: onze vriendschap, en eenige particuliere opvattingen van jou over een zooveelste-rangs-tijdschriftquaestie, waarvan ik meende, dat ze al sedert meer dan een maand door Marsman waren gecorrigeerd. Ik wil niet terug pathetisch zijn en liever je brief voor onvermijdelijk houden; het zal wel niet anders dan zoo gekund hebben, met ‘verraad’, en de beschuldigingen, die daaraan gepaard plegen te gaan en die je blijkbaar zonder eenige toelichting van mijn kant als onwankelbaar gedocumenteerd beschouwt.
Deze verwarring van twee dingen bewijst inderdaad, dat ik niet verder meer behoef te antwoorden. Geheel afgezien van wat onze verhouding in den laatsten tijd geworden was: dit spijt mij ontzaglijk. Wil je mij voor een verrader en een ambitieus candidaat naar een tijdschriftpostje houden, het zij zoo; ik voor mij heb daartegenover geen andere keuze dan zwijgen.
Menno
Origineel: ?