Ant Faber
aan
Menno ter Braak [Eibergen]

Zutphen, 23 december 1931

Beste Menno.

Also: Hampton Court.

Het voornaamste: Het probleem H.C. heb ik gezien en gevoeld en belangrijk gevonden. Ik aanvaard het zooals jij het gesteld hebt en uitgewerkt - eerlijk - verstandelijk consequent.

Ik heb het dikwijls ontstellend gevonden, hoe menschen als een doodgewoon iets, zich allerlei maatschappelijke zaken eigen kunnen maken, zonder ook nog maar een oogenblik aan zich zelf te zijn toegekomen. Inderdaad heb ik in 't begin over Andreas' naieviteit in dezen even geglimlacht. Dat hij als 22jarige van zich zelf nog zoo weinig begrepen heeft, dat dit probleem plotseling en in zoo hevige mate bezit neemt van zijn geheele persoon, dat hij er eigenlijk voor op de vlucht gaat. Eigenlijk toch om het kwijt te raken, het te ontloopen, misschien ook om het juist te zoeken ver van alle gewone dagelijksche dingen.

Geweldig goed heb je dit eerste gedeelte geschreven; dat altijd ronddraaien van je gedachten om het probleem heen. 'k Heb er zeer van genoten.

De greep van het cynisme, de schijnbaar zelfverzekerde van Haaften, het ongewone talent, om de dingen waar je zelf mee zit te zwoegen en waarin je de zwakke punten heel goed ziet, juist in die zwakke punten aan te tasten en onmeedoogenloos voor je eigen oogen te kleineeren terwijl je het zelf aanziet en er niets tegen in weet te brengen.

Andreas vereert dit, ja natuurlijk. Aan een zekere bewondering ben ik zelf ook niet ontkomen. Misschien kan ik hem daarom zoo afmaken, daarom juist.

V. Haaften, die denkt, dat hij begint te leven en zich tegelijkertijd als mensch begraaft. Als zuiver verstand of liever hersencomplex leeft hij verder, met voor z'n dierlijk plezier een vaatje instinctieve gevoelens. En aangezien de mensch nu eenmaal niet louter verstand is, is dit voor mij een deraillement.

'k Ben met hem eens, dat de mensch met z'n openbaringen meestal een kermis ten achter is; tenminste dat lijkt zoo. Of het zoo is? Geen mensch, die waarheid zoekt, ontloopt z'n ‘openbaring’; maar vaak, als deze bij hem aan klopt, laat hij 'm voor de deur staan, tot het beter past. Later staat hij er dan niet meer vrij tegenover; bij onzekerheid kan een mensch nu eenmaal niet leven en ziedaar...

Of je moet, zooals Andreas alles wat je in de weg staat afsnijden en door de wereld als liefdeloos enz. worden uitgemaakt, wat de meeste menschen niet willen risqueeren.

V. Haaften ontloopt z’n openbaring niet, maar doorgrondt hem nog minder. Deze ‘levenshouding’ noem ik geen cynisme. Het is alleen maar ‘allure’, want het berust nergens op.

Als v. Haaften 31 is en hij legt z'n allure af, dan is hij als mensch dezelfde als 10 jaar geleden, niets verder. Misschien met een beetje winst opgedaan als toeschouwer, niet eens als objectief toeschouwer. <Wat niet wegneemt, dat van Haaften in deze wereld een nuttige functie vervult, al was het alleen maar als douche voor alle soorten sentimentaliteit. In deze functie kan ik hem waardeeren.>

Dat je, Andreas zijnde, hier doorheen mòet, vind ik logisch. Het leven met Maffie, zie ik als een reactie op, wat het doorleven van een dergelijk probleem verstandelijk van je eischt. 'k Weet niet of dat goed gezien is. Het is een natuurlijke reactie, een zuiver ‘nemen’ zonder behoeven te geven. Een reactie, natuurlijk voor een man, wel te verstaan. Ik heb me afgevraagd, hoe die reactie bij een vrouw zich voor zou doen, indien zij, dit zelfde probleem zóó verstandelijk zou doorleven.

Mezelf heb ik het afgevraagd. Nog geen resultaat.

Dat zoo'n probleem voor een groot gedeelte verstandelijk moet worden uitgevochten neem ik als noodzakelijkheid aan, met al het schijnbaar harde dat daaraan vast zit. Je gevoelens, tenzij sterk geanalyseerd, moet je een tijdlang achterafstellen.

Verder kan ik van Andreas niets anders zeggen, dan dat ik hem accepteer als levend mensch. Een nadere opinie over hem te geven is mij niet mogelijk. Andreas is niet gevoelloos evenmin als Menno ter Braak gevoelloos is.

Het laatste gedeelte van je boek heb ik niet recht begrepen, ik weet er niet goed weg mee.

Dat er tot slot winst is, is voor mij zeker. Maar direct daarnaast deed zich deze vraag bij mij voor, niet door onbevredigdheid met het boek, in geenen deele. Deze: Wat doet Andreas, zijnde Andreas Laan, als mensch met deze winst.

Ik kan deze vraag niet oplossen, ik weet niet of jij het kunt, maar de vraag is er des te klemmender om.

Van je voorstelling ‘het mensenaquarium’, heb ik zeer genoten. Dat je menschen als dieren überhaupt ziet, kan je soms eenig genoegen verschaffen, maar jaagt je tegelijkertijd een geweldige schrik aan. Ik heb dit vaak heel sterk gehad, en als ik gewild had, zou ik het hebben kunnen laten uitdijen tot een obsessie. Ja, waarom verwacht je nu eenmaal van menschen meer dan van visschen. Gelukkig wel eenerzijds.

Dit relaas laat me zelf zeer onbevredigd, 't is erg onvolledig. 'k Wil er graag nog eens met je over praten. 'k Hoop dat je 't voorloopig voldoende vindt.

Ant

 

Beste Menno.

Dank voor je brief. Dat ik geen signaal gegeven heb, ligt niet hierin, dat ik je niet had willen spreken. Maar ik stel dat liever uit, tot dat ik vrij mensch ben. Een week eerder of later doet er niet meer toe.

Hier thuis hadden we toch niet rustig kunnen praten en dan word ik maar ontevreden. Mineke en Vader thuis, een nichtje + een vriendin van Mineke. We hebben wat gevochten over de lengte van diverse baljurken enz.

'k Vermoed, dat ik van 6-12 Januarie naar den Haag ga, als ik hier een plaatsvervanger kan krijgen.

Ben je aan een nieuwe roman bezig? 'k Ben benieuwd eens wat te hooren erover.

Dag.

Hart. gr.

Ant

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie