Menno ter Braak
aan
Ant Faber [Zutphen]

Rotterdam, 26 februari 1932

Rotterdam, 26 febr.’32

 

Beste Ant

Zeer verheugd over het feit, dat je het met me eens bent inzake de ‘kleine dingen’. Het overeenstemmen in deze kleinere dingen is het eenige, wat een schijn van kans kan geven op een niet-vervelend en spoedig banaal ‘geluk’. Ik heb vroeger altijd deze ‘kleine dingen’ onderschat en aan groote dingen gedacht, wanneer het er op aan kwam, juist aan die kleine dingen te denken. Ziedaar ook de reden van mijn vele schipbreuken in gevallen, die voor sommige menschen zoo eenvoudig oplosbaar schijnen te zijn, dat ze nooit behoeven te aarzelen. Het komt eenvoudig-weg op de groote dingen niet aan, of liever, die komen wel vanzelf terecht. ‘Une question d'épiderme’, dat is de heele zaak; een contact, dat op irrationeele factoren berust en dat gemakkelijker door een dagelijksche gewoonte dan door een verschil in geloof kan worden verbroken. Ik geloof, dat ik ook langs een soortgelijke weg de definitie van ‘intelligentie’ zal kunnen vinden; die is ook een ‘question d'épiderme’; een aangelegenheid van kleine dingen, in tegenstelling tot de gewichtige abstracties der wijsgeeren en de even gewichtige schoonheid der aestheten. Wat ik een intelligent mensch noem, is een mengsel van aandacht voor de kleine dingen en verachting van de kleine dingen; m.a.w. een intelligent mensch behoort in voortdurend contact te blijven met alle levensverschijnselen zonder er in te blijven vastzitten. De intelligentie is tegelijk enorm gevoelig voor het dagelijksch leven en bereid die gevoeligheden te analyseeren, als betrekkelijk onder de loupe te nemen. Zij kan dus ook een mengsel van sociale inschikkelijkheid en sociale onverschilligheid zijn; bij de gevoeligheid behoort ‘meedoen’ (tot op zekere hoogte), bij de analyse ‘niet-meedoen’, zelfs ‘sneeren’.

Gisteren heb ik weer eens flink ‘meegedaan’, door de tweede kamer grondig te inspecteeren en het parlementarisme tegenover mijn discipelen te verdedigen. De heeren parlementariërs deden overigens moeite genoeg, om het respect van de jeugd te vernietigen, want zij letten niet op, wandelden, gaven blijken van groote vroolijkheid etc. etc., terwijl de heer Yzerman zich stond uit te putten in beschouwingen over de West. De jongens hebben zich best geamuseerd, en na afloop zijn zij naar Scheveningen gegaan. Ik heb tegen hen betoogd, dat de ware beteekenis van het parlementarisme achter de redevoeringen zat, om het figuur van de kamer te redden, en dat gelooven zij nu wel zoo'n beetje. Maar het is een zotte vertooning. - Vergeet vooral niet, je vader nog eens hartelijk te bedanken voor zijn moeite; hij moest zelf veel moeite doen om kaarten los te krijgen, en bovendien heeft hij me nog allerlei geexpliceerd waardoor ik een beter figuur kon slaan tegenover de schare. Ik kon niet aan hem merken, of je al met hem gepraat had over je plannen en heb er natuurlijk ook niet naar gevraagd.

Ik heb weer twee ‘episoden’ Dumay gebrouwen, waarvan vooral de tweede mezelf nogal goed beviel. Wil je a.s. 5 Maart de doorslag van het vorige meebrengen? ik moet er nog een paar verbeteringen in aanbrengen. Je kunt het daarna, als je wilt, gerust weer meenemen met de nieuwe bladzijden. - Ook heb ik nu Gross in huis; maar het is gemakkelijker, een schilderstuk te koopen dan het op te hangen! Het staat er, maar het hangt niet, tot nu toe. Ik bewonder het steeds meer. Als je komt, zal het waarschijnlijk hangen. - Waarschijnlijk doen we het best, in den Haag af te spreken, want ik moet daar Zaterdagmiddag noodzakelijk even bij den Inspecteur der lycea op bezoek, voor mijn sollicitatie in den Haag. We gaan dan 's avonds b.v. naar Rotterdam. Goed? Maar: als je het syndikalisme prefereert, moet je het vooral schrijven.

Ik was in Amsterdam, maar de vacature is helaas vervallen wegens de algemeene bezuiniging. Jammer, ik had veel kans.

Ingesloten een opstel van een ‘talentvolle leerling’ (vrouw). Zeg me eens, wat je ervan vindt, als vrouw zijnde.

Ik hoop gauw weer wat meer van je te hooren, ook over de ‘gemeenschap’.

Dag! en tot Zaterdag

hart. gr.

je Menno

 

We gaan in den Haag toch ook een mantel koopen? Dat heb je me beloofd aan het Maas-station!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie