E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Parijs, [23 september 1932]

Parijs, Vrijdag

Beste Menno,

Daarnet een onverkwikkelijk briefje van Bouws, door de installatie-drukte heen. Ik heb hem gezegd de zaak verder met jou te bespreken! Het begint mij knapjes te vervelen, dit gedraai van of met Zijlstra, en kortom, ik houd me bij ons oude standpunt: volledige publicatie van Coster in ons tijdschrift, indien niet in boekvorm. Het stuk dat event. vervallen kan, is dat over Schetsboek; ik ben blij dat ik dus vóór November weten zal of Zijlstra het boek uitgeeft, ja dan neen. Bouws deed mij voorkomen dat jij met het opofferen van een Coster-stuk in ieder geval accoord ging; uit jouw schrijven bleek dat heelemaal niet! De kwestie is (volgens mij) dat Bouws èn Zijlstra deze Coster-historie nu lang genoeg vinden - ik ook trouwens! - en er graag in Dec. mee zouden uitscheiden - ik ook, maar alleen als het dan in boekvorm uitkomt! De heele aarzeling van Z. in dezen is mij ontzettend antipathiek, niet alleen omdat het tegen mij gaat, maar om de lulligheid en de saamhoorigheid met het ‘Nederlandsche fatsoen’. En godbetere 't, als je nagaat wat Multatuli dan nog uitgegeven kreeg en Van Deyssel, en anderen! Neen, het wordt me te lam en ik maak er een principekwestie van: of Z. geeft dit boek uit (en dan vervalt ook dat stuk) of het komt, zooals wij toèn al afspraken, in extenso in Forum en ik geef het elders als boek uit en heb met de heele firma N. en Van D. als ‘particulier auteur’ ook verder geen drol meer te maken. Ik schreef dit Bouws nu voor de xe maal, maar hij schijnt het niet te begrijpen. Ik heb hem nu gezegd dat hij de rest met jou moest bespreken. Als ik vóór 1 November weet dat Z. het boek niet uitgeeft, maak ik direct werk van een anderen uitgever. En jij vindt dat een aardige vent? Ik vind het dan een bêteling en een kaaskop, verder niets; iemand die bij Stols niet in de schaduw kan staan (en God weet wat dit zeggen wil!) De man schijnt niets te begrijpen - wat ik hem vergeef - maar bovendien nog van een akelige, kleinburgerlijke, Polderlandsch-fatsoenlijke bangigheid te zijn, qui m'écoeure. Wie weet of hij zijn bangheid niet nog overwint; ik ben er nù al tureluursch van, maar gegeven het definitieve karakter dat deze breuk tusschen die groooote firma en mij hebben zal, wil ik wachten tot November. Gaat Schetsboek dan uit Forum, dan komt Coster ook als boek uit, en tant mieux. Anders: het stuk absoluut in Forum en Zijlstra mag verder voor mij de pip krijgen. Dit alles heusch eigenlijk minder voor Coster zelf (dat ik tòch ergens uitgegeven krijg, natuurlijk) dan wel om de lammenadige, misselijk-bange manier waarop deze historie van het begin af behandeld is, en die me extra op stang jaagt als Bouws begint met zijn beroepjes op mijn ‘goed hart’ waar ik over ‘strijken’ moet, met de grapjes dat ik ‘a good lad’ moet zijn, enz. De dupe te zijn van den Hollandschen uitgever Zijlstra in een affaire als deze, verdom ik. Ik zal een goed hart hebben en a good lad zijn, als hij ook aan die eischen voldoet, anders mag hij voor mijn part barsten.

Dit vanuit een gecompliceerde verhuis-en-installeer-activiteit. Schrijf gauw. Hart. groeten, je

E.

P.S. - Als Bouws de zaak met je bespreekt, laat hij dan de beide brieven van mij hierover vertoonen.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie