E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Parijs, 17 juni 1934

Parijs, Zondag.

Beste Menno,

Eindelijk je brief! Dank voor het blaadje ms., de rest doet er niet niet toe en heb ik kunnen ‘reconstrueeren’. Zoo apart van de latere ronde, die Jan Lubbes heet, is deze eerste ronde, die ik Gevaar der Polemiek heb genoemd, toch heel goed, geloof ik.

Ik schiet goed op met mijn notities - al kwelt die verdomde radio mij nog dag en nacht - maar ik wil er toch een dialoog van maken. Dat is minder pretentieus en soepeler dan notities (een vorm à la Valéry). Ik ben alleen bang dat het nog al lang zal worden; ik schijn geen korte stukken meer te kunnen schrijven.

Ik zou dolgraag, als De Smalle Mens uit is, met deze schrijverij voorgoed uitscheiden. Ik heb het gevoel dat ik anders onvermijdelijk voor Jan Lubbes ga schrijven, al is het dan maar door hem te pesten.

Wat bedoelt die goede Vic eigenlijk met dat ‘onjuist geroddel’? Geroddel, soit, dat is een naam als een ander, maar wat noemt hij onjuist? Kan je dat niet te weten komen?

Over Coolen had ik al genoteerd, dat ik die zinnetjes schrappen zou. Dat treft dus best. Ook wil ik de goedkoope scheldtoon van Jan Lubbes Kuyle, Jan Lubbes Den Doolaard, enz. zien te vervangen. - Ik heb hier thuis nog heele goede blzn. die ik later schreef, zooals ik je zei, maar die stuur ik je maar niet meer, of tegelijk met de heeleboel, als die naar Querido gaat (via jou).

Ik ben zelf soms wars van dit alles. Als ik ‘rijk’ was gebleven, zou ik na De Sm. Mens met Bep een jaar of 2 reizen - naar Indië gaan bijv. - om dit heele gemoerneuk te vergeten. Maar ik zou jou dan misschien toch wel erg alleen in het geroezemoes laten zitten!

Jammer van Vestdijk. Maar Bep zegt dat ze den indruk heeft dat je absoluut gelijk hebt, en dat zij zelf allang zooiets in hem voelde. Waarom zou je het hem niet zeggen? Niet tegen hemzelf, maar in het algemeen - dat is de beste methode bij werkelijke vrienden; ik bedoel: bij menschen die je werkelijk mag en met wie je toch niet tot ‘broederlijke’ intimiteiten gekomen bent, waarbij je elkaar alles zeggen kan zonder juist tot verzet te brengen.

Ik ben suf en schrijf als een smid, neem het zoo maar voor lief. Schrijf ook wat over jezelf, als je daar behoefte toe hebt. Hoe gaat het met Ant? Hier alles best eigenlijk, behalve soms de warmte.

Die boeken zijn er nog niet, maar zoo'n dik pak gaat langzaam. Ik zal het Roodboek, dat nu uit 3 hoeken komt opdagen, wel aan Mayer terugsturen. - Hierbij een photo van Max Baer en Carnera, vóór de match genomen. Ik mag dat smoel van dien jodenjongen Baer wel, al is het natuurlijk ook een aartspatjepeër. Maar dat hij die kolos zóó afgetuigd heeft, is toch prachtig, en hier doet het me extra plezier om de kul die mijnheer Berl (in de vaste overtuiging van een overwinning van den reus) in zijn blaadje zette, Pia en ik hebben hem een verneukeratief briefje geschreven.

Ik heb trek je nog wat extra-litterairs te vertellen. O.a. dit mopje. Iemand was in een hotel en hoorde naast hem in den nacht zeggen: - Now, please, take your matrimonial position. - En 1 of 2 of 3 minuten later, zooals je verkiest, dezelfde stem: - I thank you. - Verder alles stil. De volgende dag hoorde hij dat het een getrouwde clergyman was die naast hem had geslapen.

Nu nog één ding van practische beteekenis: - Als Ons Deel van Europa, dat ik je deze maand nog zend, te lang wordt voor één nummer, plaats het dan in 2 keeren, in Augustus en September. Want nà Sept. gaat het zeker niet meer. Ik beloof me dan weer rustig te houden voor panopticums, etc. Deze serie was, dunkt mij, nogal aardig. Desnoods kan je het jongetje ook uitstellen tot het volgend nr., maar plaats vooral Baer na het andere; dat is ook strategisch goed, omdat het iets uitdoezelt van Van Duinkerken (en het idee opheft dat heel de rest op die V.D.- historie ingesteld was.) Wat komt er nog meer in, in Juli? Eindelijk dat verhaal van Henny? Hein? Varangot?

Tegen het eind van het jaar zou je misschien toch nog een stuk van Ducroo kunnen plaatsen, al was het maar één hoofdstuk. Ik hoop tenminste dat ik dan geen essays meer zal hebben geschreven!

Over Donker ben ik het totaal met je eens: wat je in je brief schreef stond ook al in potlood op het artikel zelf. Het is een feit, dat Jan Lubbes vele vormen weet aan te nemen en toch onvervangbaar zichzelf is. Jef Last is een beetje Jan Lubbes revolutionair; hij heeft trouwens dezelfde voorletters. Deze man zou ook niets zijn buiten Holland, vrees ik, en toch houdt hij zich al voor een zeer geslaagd auteur. Gearriveerd in den goeden zin; d.w.z. lid van de I.V.R.S. of A.E.A.R. of hoe die vereenigingen heeten, inplaats van van de Maatschappij van Letterkunde. En toch heeft hij veel geschikts, evenals ongetwijfeld - voor wie met hem bevriend kan blijven - Jan Lubbes Donkersloot.

Nu laat ik het erbij. Hartelijke groeten onder ons vieren, een hand van steeds je

E.

Stuur de photo van de heeren boksers vooral terug. Ik ben er nog niet op uitgekeken.

Ik merk dat ik je weer bijna dagelijks schrijf. Dat moet maar weer ophouden, ook om de postzegels!

Ken je Ilja Ehrenbourg, Vus par un auteur de l'U.R.R.S. (over Duhamel, Gide, Malraux, etc.) In de N.R.F. juist verschenen. Is het niet iets voor een preek van je? In dat geval afspreken met Jan, die er toch niet den aangewezen man voor is, dat hij het niet doet en het boek ter bespreking aanvragen aan L. Chevasson, N.R.F., 5 rue Sébastien Bottin, Paris 7. Je hebt het dan wschl. omgaand.

Vanmorgen nog de Mij van L.-heibel gelezen. Prachtig en opwekkend, vooral de eer van de Malissoren en de uiensoep natuurlijk.

E.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie