Menno ter Braak
aan
E. du Perron
Den Haag, [9 januari 1935]
Den Haag, 9 Jan. '34
Beste Eddy,
Vervelend, dat mijn brief is weggeraakt. Ik hoop niet, dat ik er zelf schuld aan ben door verkeerd of onvolledig adres. De inhoud was nogal ‘veelzijdig’; tegenover Bep's identificatie van mijn dialoog en ‘het’ stuk uit de Stem stelde ik het omgebogen zijn sedert 1926 naar het biologische als voornaamste resultaat (1926- pessimisme; 1935-nomadenmoraal, een biologisch begrip, dat in dialoog III nader wordt uitgewerkt).
Ik las zoojuist Wijdenes, juist van de post, want ik was er natuurlijk zeer benieuwd naar. Het resultaat beantwoordt eigenlijk volkomen aan mijn verwachting; de verhouding, waarin Wijdenes tot ter Braak staat, is die van Frank Harris' Bernard Shaw tot den ‘reëelen’ Shaw, mutatis mutandis. Je karakteristiek is zeer juist, lijkt me, zeer scherpzinnig en ook niet vrij van ‘gevoel’; maar ik ben het niet meer. Ik zeg niet, dat ik het niet ben, maar er heeft iemand zoo aan mij geschift, dat alles uit mij verdwenen is, wat muzikaal, zwijgen, vulgair, werkman, Ant is. Je hebt een uitstekend beeld gegeven van wat jij als ter Braak ziet, en ik wist, dat je me zoo zag. In deze functie heb ik voor jou waarde, zou ik voor Ant of voor Wim of voor van Crevel een schim zijn. Ik ben je werkelijk dankbaar voor dezen Wijdenes, want hij is een zoo ‘impossible man’, dat hij, als hij afscheid van je neemt aan het slot, alleen maar grinnikt om de ‘rol’ die hij in de dialogen heeft gespeeld. Die nuance karakteriseert weer het zwijgen, dat je vergeten hebt, dat voor mij in onze gesprekken altijd het belangrijkste en het vriendschappelijke was. De geamuseerde ironie, die je me op het eind toedicht, bestaat zeker, maar is een onderdeel van een veel samengestelder gevoel. Ook in de dingen die je me laat zeggen ontbreekt het hakkelen en zwijgen, je hebt me nog tot een veel te goed spreker gemaakt.
Deze eerste, zeer vluchtige reactie zal ik later nog wel completeeren; maar ik wou je dadelijk alvast even schrijven, omdat ik het beeld Wijdenes op zichzelf zeer juist vind, maar juistheid sluit waarschijnlijk de ‘domme volheid’ uit. Als ik jou zou portretteeren, zou ik waarschijnlijk ook een juist, maar half beeld van je teekenen: een ‘impossible’ ter Braak, zich noemende en schrijvende du Perron. Zoo ook bij Wijdenes; je laat me al sprekende alle recht wedervaren, maar ik blijf een ‘impossible’ du Perron zich noemende en schrijvende ter Braak-Wijdenes. Maar eerlijk gezegd: op het complete beeld, dat ongetwijfeld Herman Robbers van mij zou teekenen, zou ik geen prijs stellen, en dit beeld is voor mij een prikkel om mij ervan te onderscheiden, om mijn bestaansrecht anders (en toch deels weer op dezelfde manier) te bewijzen. - Dit alles dus als voorloopige indruk, en in haast.
Ik heb nog een nieuwtje, dat je strikt geheim moet houden, behalve natuurlijk voor Bep; alleen Wim en Ant weten er verder van. Ik heb n.l. binnen een maand, nadat ik op het balcon van een tram plotseling een inval had gekregen, een comedie in drie bedrijven tegen de wapenfabrikanten geschreven; De Pantserkrant. Zonder eenige litteraire contrôle opgeschreven, in een soort woest protest tegen de Schneider Creuzots. Ik wil het stuk anoniem trachten gespeeld te krijgen, maar zend het jou eerst ter beoordeeling, nadat ik het heb getypt. Het thema is: een nachtredacteur van een krant, die pas aan de wapenhandelaars is overgegaan, ontketent door een stuk, dat hij in de nacht als hoofdartikel plaatst, een oproer tegen de wapenprollen. Zijn tegenspeler is een kindsche idealist van 82 jaar (‘Borel’), die altijd gelogen heeft en door ouderdom ‘de waarheid’ is gaan zeggen; wordt daarom ontslagen en vervangen door een dichter van poésie pure, den nachtredacteur Pankow. Er komen verder in voor: een hoofdredacteur, een directeur, een red. binnen- en buitenland, een chef van de zetterij (communist), een secretaresse van de hoofdred. etc. etc.
Ook daarover spoedig meer. Dus spreek er vooral verder met niemand over. Het is een zoo rare onderneming van me geweest, dat ik er soms 10 pag. per dag aan geschreven heb. Of de heeren acteurs het kunnen en willen spelen, weet ik heelemaal niet.
Tot nader dan! Hart. hand en groeten van Ant en voor Bep
je
Menno
Ik schrijf later meer waardeering over Wijdenes. Dit is alleen een principieele plaatsbepaling op het eerste gezicht.
Het geval V.C.S.B.-kamp is prachtig geslaagd!
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag