E. du Perron
aan
Menno ter Braak
Garoet, 9 november 1937
Garoet, 9 November 1937.
Beste Menno,
Ik begrijp er niets van, dat ik zoo weinig van je hoor. Ik schreef je veelmaals, per luchtpost en per mail. O.a. over 't boek van Vestdijk (Greco) dat mij bitter is tegengevallen en vooral stom heeft verveeld. (De Rijke Man vind ik daar een boeiend feuilleton naast.) Maar die briefkaart, door Bep bij vergissing niet per luchtpost verstuurd, komt langzaam aan. Ik kijk met spanning uit naar je bespreking. Schreef ik je al dat je stuk over Marsman's Gorter zoo voortreffelijk was?
Nu wil ik je 2 vergiftigingsgevallen vertellen, die doodgewoon zijn in dit land. Je moet weten dat hier in Garoet 2 hotels zijn, allerliefste gebouwen in heerlijke parken. In het eene is een paar jaar geleden een lady Mc.Phee, die een spionne bleek te zijn, gruwzaam in bed afgeslacht, zoodat de gelegenheid daar sterk van geleden heeft en nu eig. alleen nog maar bestaat dank zij het ‘eigen zwembad’. In dit hotel, waar wij zitten, was een duitsche kok, [Bep corrigeert: oostenrijksche!] genaamd Hack, baas geworden. Hij was getrouwd met een echte hollandsche burgerjuffer, en raakte hier verliefd op allerlei bruine velletjes, en omdat de wettige vrouw niet naar Europa terug wou, deed hij iederen morgen wat witte poeder in haar koffie. De baboe, die dat sindslang wist, vond dat het haar niet aanging en liet begaan. Mevrouw werd ziek. Op een dag gaf mijnheer de baboe een uitbrander, waarop deze naar mevrouw ging met den raad om verder maar niet meer te drinken van de koffie van mijnheer. De vent is voor 't gerecht gedaagd en heeft betoogd dat hij zijn vrouw niet wou vermoorden, maar alleen maar ziek maken, opdat ze naar Europa zou gaan. Hij kreeg 4 jaar gevang. Nu is hij er allang weer uit, en gérant geworden van een hotel in de buurt, op de helling van een van de kraters hier. [De ‘maîtresse’, voor wie hij zijn misdaad beging, heeft niet met hem durven trouwen, maar toch heeft hij weer een nieuwe vrouw.] Zijn halfvermoorde ega is hertrouwd met een ander en nu bazin van de gelegenheid hier, en haar nieuwe man is haar gérant. Zij zendt graag gasten naar het hotel van haar ex-man, roemt de schoonheid van de omgeving daar enz. Bep noemt het de metaphysica, de ‘abstractie’ van het hotelbedrijf.
Het andere verhaal is meer ‘inheemsch’ van situatie en strekking. Mijn neefje Eddy, die nu op de oude onderneming van zijn vader werkt, hier vlakbij, kreeg onlangs een gevalletje te schikken tusschen 2 van zijn mandoers. De eene was een oude mandoer, de andere een jonge, zeer eerzuchtige. Op een avond zond de jonge wat versnaperingen aan den oude, maar deze was ook niet van gister en tracteerde er zijn katten en honden op. Gevolg: alle huisdieren vergingen. De jonge mandoer werd toen aangeklaagd, maar de zaak bleef ‘duister’; en inplaats van te worden opgesloten of weggestuurd, zond men hem alleen maar naar een andere afdeeling (van de plantage). Nu onlangs werd het hem daar te eenzaam en hij kwam mijn neef Eddy vragen of hij terug mocht. ‘Wat mij betreft wel’, zei Eddy, ‘maar hoe zit dat nu eigenlijk? je hebt indertijd dien anderen mandoer willen vergiftigen, en dat is tòch je chef’. - ‘A-ach,’ zei die andere man doodkalm, ‘misschien heeft hij het maar zoo ingepikt dat men mij zou verdenken, om mij weg te hebben’. - ‘Goed’, zei Eddy, ‘maar jij hebt met hem meer te maken dan met mij, dus dan moet je hèm maar vragen, of hij geen bezwaar heeft dat je terugkomt’. De man ging weg, praatte met den ander, en er bleek geen bezwaar te zijn. Zoodat ze nu weer samenwerken in dezelfde afdeeling.
Als de lui het zóó humoristisch opvatten, en niet tragisch als Multatuli in Lebak, dan komen er geen èrge drama's van. Maar dat is een kwestie van temperament. Hoofdzaak is dat vergiftiging hier nog erg normaal is, dus het in 1856 zeker nog heel wat meer was.
Querido schreef me dat mijn Man v. Lebak uit was, en van Binnerts hoorde ik dat je het zou bespreken, samen met Saks. Het is te verwachten dat dit overal wel zoo'n beetje gebeuren zal. Als deze brief je tijdig bereikt, dwz. vóór het schrijven van je artikel, vertel dan ook nog wat grapjes over het vergiftigen hier. Van die 2 broers in Bali, die een heel dorp uitgemoord hadden met vergif, omdat ze zoo graag zelf die gronden wilden hebben van de vermoorde lui, vertelde ik je, geloof ik, al? Iedereen wist het en niemand durfde het aan de politie zeggen, uit vrees voor represailles van de broers. Onze ‘gastheer’ in Den Pasar, de journalist Houbold, heeft ons dat verhaal in kleuren en geuren gedaan; hoe hij naar den controleur was gegaan; hoe hij op tact had aangedrongen bij 't onderzoek; hoe 't B.B. de zaak natuurlijk extra-stom had aangepakt; en hoe iedereen direct van niks meer wist. Lebak, met de klagers die zich verbergen en de gesupposeerde vergiftiging van Carolus, zoo romantisch door Mult. beschreven, is in werkelijkheid een doodgewoon geval.
Met Bep gaat het nu iets beter - om op klimaatvergiftiging over te gaan - maar ik vertrouw het niet meer. Als het ertoe komt, zullen we 't gaan probeeren in Batavia; maar erg veel daarvan verwachten zou eig. des struisvogels zijn.
Laat wat hooren over je zelf en Ant!
Ik zond je ± een week geleden de Van Harens. Sindsdien woei de wind hier mij ziek, en sinds ik weer beter ben schreef ik vnl. artikelen voor Ritman. Maar morgen begin ik dapper aan Dirk van Hogendorp!
Veel hartelijks 2 × 2, en altijd je
E.
Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag