II
Beste Menno,
Bijgaande brief schrijf ik maar niet over, hoewel hij misschien wat ‘kras’ is, maar ik heb hem in een oogenblik van tegelijk ergernis en ontmoediging opgeschreven. In ieder geval is hij wel goed voor de commissie, wat mij aangaat; dan kunnen ze zien dat ik me de zaak heb aangetrokken! Entre nous: de commissie had dien Lekkerk. toch ook niet zóó zijn gang moeten laten gaan! Als de anderen dan niet veel van S.'s werk afwisten, waarom zijn ze dan in de Comm. gaan zitten? en had Henny dan in ieder geval de boel niet kunnen controleeren? Die wist dan toch wèl het noodige van S.'s paperassen, den tijd waarin zijn verzen ontstonden, etc. af?
Ik vind dat de uitgave desnoods een maand vertraagd moet worden, dat de Comm. Zijlstra zoonoodig moet schadeloosstellen of wat ook, maar dat deze definitieve uitgave van S.'s werk niet zoo, op deze kinderachtige manier (in vakjes met kleurige opschriftjes verdeeld) mag uitkomen. Nu je laatst schreef dat Z. al zoo geklaagd had en de bedoeling van Z., toen hij mij erin haalde, wel zal geweest zijn: zoo min mogelijk veranderingen, stuur ik je alles terug. Want het is aan jou te beslissen en zoo kan je het vlugst zien wat eraan hapert.
Ik had gedacht dat L. in de tekst geknoeid kon hebben. Dat heeft hij ook wel, maar op een heel enkel plekje na m.i. volkomen verantwoord (grammaticale fouten verbeterd, de punctuatie verduidelijkt). Maar de indeeling, die moet totaal herzien kunnen worden; is dat te duur en te bezwaarlijk, dan pruts ik er ook liever niet verder aan.
Verschijnt de uitgave tóch zoo, dan beloof ik den heer L. een artikeltje van mij, dat hem misschien nog minder aangenaam zal zijn dan dat van dien heer Van Toledo. Maar dat is dan toch ook het minste wat ik dan nog doen kan! Wat mij nog het meest ergert is de vrijpostigheid van 's mans gepruts.
Nu, lees dezen brief niet verkeerd, niet als ‘ultimatum’, ‘bedreiging’ etc. - althans niet tegen jou - maar doodgewoon als het noodzakelijke dat ik met je te bespreken had.
Je E.
Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag