J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

Schaerbeek, 19 februari 1933

Beste Menno,

Hartelijk dank voor je berichten. Het is werkelijk gek, dat men Eddy absoluut niet kan bijbrengen, hoe verkeerd het is om op Heeroma's en andere drekschedels in te gaan. Hij voelt het niet zooals wij het voelen. Wij hebben het er natuurlijk nog lang en breed over gehad, maar zonder resultaat. Bovendien is er nog iets. Polemiseeren kan men alleen over feiten en hun interpretatie en niet over appreciaties. Als het verschijnsel Heeroma Eddy een proleet vindt, dan kan E alleen maar antwoorden: dat ben ik niet; of hij kan volgens de beproefde straatjongensmethode zeggen je bent het zèlf. Het één is al even nutteloos als het andere.

En wat zijn het voor lieden. Wie ìs Heeroma, wie ìs Spectator??? Moet de eerste de beste heibeljager ons uit onze tent kunnen lokken? Op die manier wordt het een lolletje. Net als in Amsterdam het traditioneele swanepeste, krijgen we dan in de litteratuur: zeg jò, ga je mee Eddy pesten! Affijn, ìk trap daar niet meer in. Eddy is oud en wijs genoeg om zijn eigen broek op te halen. Wij zijn niet aangesteld als zijn zielverzorgers. We kunnen het alleen maar betreuren, dat hij niet een klein beetje méér je-m'en-fichisme bezit. Het zou zijn eigen gemoedsrust zoozeer ten goede komen.

Ik las bij Eddy dat schimpdicht van Slau op Stols. Behalve dat het een rotvers is, vind ik het geen fraaie daad om poeslief tegen iemand te doen, vriendelijkheden van hem te accepteeren en hem dan achter zijn rug zóó te nemen. Ik vind er iets on-loyaals in, om het zacht te zeggen. En Slau is er in mijn achting door gedaald tot onder het nulpunt.

Jullie kunt hier vergaderen zoo veel als het je lust, wanneer ik het maar bijtijds weet. Héél gezellig.

Maurice is op een ongelooflijk bescheten wijze kwaad geworden over een stukje van mij in DGWinckel over de ridicule Van-de-Woestyne-hulde te Gent. En je moet weten, dat ik het expres om zijnent wille nog héél vriendelijk gezegd had! In ieder ander geval had ik het zeskeer zoo cru geschreven! Als er iets is dat mij nu op mijn zenuwen gaat, dan is het die litteraire kruidje-roer-me-niet-achtigheid van Maurice. Het was een bête, vernederende vertooning. Men moet een dichter verdedigen tegen de apenliefde van zulke huldigers!

Verder is er geen nieuws.

Veel hartelijke groeten voor Truida, een hartelijke hand van

je Jan

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie