Everard Bouws
aan
Menno ter Braak

24 augustus, 1933

24 Aug. '33

 

Beste Menno,

Inzake die Indische betrekking is de beslissing nog steeds hangende, ik heb bij een laatste bespreking met den heer Philips een zoodanige blunder gemaakt, dat alles weer op losse schroeven is gekomen en men nu weer begonnen is om eenige andere ernstige candidaten nader aan de tand te voelen. De omstandigheden waaronder ik deze faux pas kon begaan, zijn eigenlijk uitermate komisch en teekenend voor de primitieve geestesstaat van deze groote heeren. Mij werd gevraagd met welke menschen ik vroeger in Indie al zoo in contact was geweest en ik noemde toen o.a. de naam van de voor eenige weken gestorven Mr. Kiewit de Jonge. Ik dacht daarmee een goede beurt te maken, want goede relaties met de hoogere ambtenaarskringen zijn voor een dergelijk bedrijf in Indie van het grootste belang. Nu blijkt evenwel juist deze man, die een functie had overeenkomend met die van een minister van binnenlandsche zaken, aan de totstandkoming van de NIROM-concessie groote moeielijkheden in de weg te hebben gelegd, omdat hij meende dat de omroep niet aan een op winst uit zijnde onderneming in handen moest worden gegeven. En toen de machtige hefboomen van Philips en de ANIEM de concessie toch door wisten te zetten, heeft hij daarin een aantal bepalingen ter bescherming van ideeele belangen weten op te nemen, welke de heeren natuurlijk zeer onaangenaam zijn. Verder stond deze Kiewit de Jonge bekend als een ‘ethicus’, hetgeen in Indie beteekent: toegevelijkheid tegenover de stroomingen onder de Inlandsche intellectueelen.

Natuurlijk liet de heer Philips gedurende het onderhoud niets blijken van ontstemdheid, maar uit de achterhand hoorde ik dat hij meende mij als een soort communist ontmaskerd te hebben, zoodat de zaak opnieuw aanhangig moest worden gemaakt. Tegenover de directie in Amsterdam heb ik aangevoerd, dat relaties van deze aard m.i. juist van groot belang moesten zijn, omdat de betreffende ambtenaarskringen mij wellicht met minder argwaan tegemoet zouden treden en ik wacht nu af of dit argument zal werken. Ik heb echter goede grond om aan te nemen, dat mijn kans zoo goed als verkeken is, zoodat wat Forum betreft op hier blijven kan worden gerekend.

Ik heb sinds je vertrek uit Rotterdam Zijlstra noch gezien, noch gesproken, eerst wil ik met jou overleggen of na de breuk met Eddy, waarvan de omstandigheden wel zoo langzamerhand algemeen bekend zullen zijn, mijn aanblijven ueberhaupt in het belang van het tijdschrift is. Kunnen jij en Ant misschien een van de eerste Septemberdagen komen dineeren? Ik ben thuis met vacantie tot maandag 4 Sept.

Met beste groet

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie