Menno ter Braak
aan
R.A.J. van Lier
Rotterdam, 10 december 1931
R'dam, 10 Dec. '31
Amice
Hierbij de brief van Aadje Schelling terug. Alleraardigst, zooals zij vlam heeft gevat! Mademoiselle is zeer beslist omtrent de kennis van haar eigen karakter, en heftig overtuigd, dat zij niet voor haar plezier schrijft. Wat ik - met jou - betwijfel; zij schrijft wel voor haar plezier, maar ze komt er niet voor uit. Overigens is zij de intelligentste juffrouw van de hele school en qua talis mag zij dan ook wel ietwat rebelsch zijn.
Heb je niet werk liggen, dat ik eens zou kunnen lezen? Ik bedoel niet direct als inzending voor Forum, maar zuiver omdat ik er belang in stel. Ik vind den toon van je schrijfmethode zeer beheerscht, niet puberteit-achtig meer (de éen heeft dat, uiterlijk, gauwer achter de kiezen dan de ander; ondergeteekende was zeer lang, als schrijver tenminste, een vlegel, erg rhetorisch o.a.). Je hebt bovendien een intelligente rust, die ik ‘veelbelovend’ vind (vergeef mij het woord, het is de eerste maal, dat ik mij schriftelijk tegenover een ‘jongere’ uitlaat op die wijze). Ik twijfel er niet aan, of die rust zal wel gedwongen zijn, maar dat hindert niet. Er zit in ieder geval een persoonlijk accent aan. Dus: ik houd me serieus aanbevolen!
Je vers wordt gezet; proef zal je bereiken. Ik gaf je brief (dicht!) aan mej. Schelling.
v gr. tt.
Menno ter Braak
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum