Johan Huijts
aan
Menno ter Braak

Rotterdam, 4 april 1928

4 April 1928

Beste!

Gerard Rutten heeft nog eens m'n aandacht op de films [onleesbaar] gevestigd, waarvan ik de vertooning van den beginne af bepleit heb. Hij heeft me een prospectus gegeven, welke ik je afzonderlijk toe zal sturen. Het lijkt me ook nu nog van belang deze films te laten zien.

Wanneer krijg ik een afschrift van de statuten? Ik moet m'n belofte aan de politie dezer dagen eens inlossen, vooral omdat ik de medewerking noodig heb voor onze voorstellingen. Ik twijfel er niet aan of in een eventueel conflict zouden wij in het gelijk gesteld worden, maar meen tevens dat een dergelijk conflict als het eenigszins kan uit den weg gegaan moet worden. Wij hebben thans ‘vrijstelling’ om in dit seizoen ongekeurde films te draaien, met het voorbehoud, dat indien het [onleesbaar] geldt, ik opnieuw overleg zal plegen. Ik heb nl. eens gepolst, wat de houding van de autoriteiten zou zijn als wij Bett und Sofa zouden willen vertoonen (geheel academisch, heb ik erbij gezegd, omdat de zaak bij ons nog niet ter sprake is gekomen). Erg ermee in haar schik zou de politie niet zijn, maar ik werd uitgenoodigd over dat geval nadere besprekingen te willen voeren. Zoodat ik maar zeggen wil, dat ik ze een beetje tevriend moet houden.

Wil je Pelster vragen de films voor Zaterdag spoedigst te zenden?

vr gr.

je

Johan Huijts

Origineel: Amsterdam, EYE Film Instituut Nederland

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie