En drie jaar later...
Johan van Vorden: Maja.
Johan van Vorden was al wat mager, toen hij ‘Alex' Vrouwen’ schreef; hij was wat al te overtuigd van zijn eigen geestigheid, voelde zich wat al te interessant, omdat hij over het huwelijk wist mee te praten, maar was althans dragelijk. Ik vermoed, dat de eenige figuur, die hij werkelijk heeft zien leven, zijn eerste liefde Wendel geweest is; maar die was er dan tenminste. Verder was er veel wijsheid van het gym.
Toch had ik van Johan van Vorden niet een dusdanig prul verwacht als ‘Maja’. De erg flauwe inleiding is al bedenkelijk; u weet wel, er is een vrouw bij hem gekomen, en deze heeft hem een manuscript gegeven, en dat geeft Johan nu uit. Of het is niet waar (en dat zal wel), óf hij had dan zijn naam niet op den band mogen zetten. Overigens mag het voor mijn part die vrouw zijn geweest; ik verwed er mijn hoofd om, dat zij dan minstens Johanna heet. Zij moet zich de eigenwijsheid van Johan zeer eigen hebben gemaakt, om hem zoo te kunnen imiteeren.
Voortdurend denkt men, al lezend: wat belache-
lijk ben je toch, Johan, dat je jezelf zoo ernstig neemt, dat je al die bladzijden, kleine weliswaar, maar toch bladzijden, in koelen bloede vólmaakt met woorden. Je weet toch wel, Johan, dat geen kip gelooft, dat Maja ‘door het eeuwige wordt getrokken’, zooals je op pagina 2 beweert, maar vergeet te bewijzen: dat zelfs niemand aan Maja überhaupt gelooft. Maar vooral, wat ben je vervelend, Johan, schei eindelijk eens uit met je exotische import, wees eens gewoon, wees minder intressant, minder cynisch ook. Lees eens wat van Ilja Ehrenburg b.v., en kom dan eens kijken, of je jezelf nog altijd zoo leuk en belangwekkend vindt. Geloof eens aan de eeuwige liefde, drink eens een borrel, praat eens met een bootwerker en zoo. Bedenk, dat het leven veel minder intressant is, dan je denkt, maar veel belangwekkender. Kortom, Johan, zoek een baantje, je hebt teveel vrije tijd!
Spreekt men echter in deftige, opvoedende critische termen over ‘Maja’, dan moet men zeggen, dat het alles totaal mislukt is, van den titel af tot de correctie van den zinsbouw toe. De menschen uit dit slijmerige verhaal zijn lijken met mechaniekjes; zoo kunnen zij o.a. stuk voor stuk mechanisch praten als Johan van Vorden. Lang, belangwekkend, slaapwekkend. Cynische lui zijn
dat, hoor! Zij hebben van verveling de praatkoorts gekregen en zijn niet stil te krijgen. Zij slaan voortdurend cultureele laster uit, zij loopen naast zichzelf te wauwelen. Zij hebben dan ook maar dat ééne kleine gebrek: dat ze dood zijn, en in verregaanden staat van litteraire ontbinding verkeeren. (Zoo'n aardigheid zou Johan ook kunnen lanceeren, dat is waar.)
Met al dat blijft de prestatie van 330 bladzijden, netto, benevens de mogelijkheid, dat het een grap is, een parodie op Waldemar Bonsels misschien, of op den roman ‘Alex' Vrouwen’, of op het romanschrijven in het algemeen.