Maandag 13 januari 1930
Eisenstein
Dr. Menno ter Braak schrijft ons:
Eisenstein, de Russische filmkunstenaar, die morgen een bezoek aan ons land brengt, is ongetwijfeld de meest karakteristieke vertegenwoordiger van de cinegraphie in Sowjet-Rusland. Hij is de Russische filmkunst ‘in a Nutshell’, hij heeft het zuiverst uitgedrukt, wat de Russen onder ‘gemeenschapskunst’ verstaan. Sterk onder den invloed van den tooneelrevolutionnair Meyerhold eenerzijds, ‘filmisch’ geïnspireerd door den Amerikaanschen baanbreker Griffith (aan wien men de eerste doelbewuste toepassing van den close-up toeschrijft) en zijn landsman Dziga Wertoff, den man met het ‘Kino-oog’, anderzijds, heeft hij niettemin zoo eigen banen ingeslagen, dat zijn naam buiten alle invloeden om genoemd moet worden. Eisenstein toch is, zooals zijn voorgenomen verfilming van Das Kapital wel bewijst, een hartstochtelijk doctrinair, een gepassioneerd geloovige; en zoo heeft de doctrine en het geloof hem gemaakt tot wat hij is: Ruslands onverzoenlijksten zoon op filmgebied. Veel meer dan Poedowkin, die voor alles een mensch en een zacht mensch is, toont Eisenstein zich in zijn werk een hardvochtige, een verbrijzelende, zuiver epische geest. Voor sentimentaliteit, zelfs voor individueel sentiment, is er bij hem weinig of geen plaats; de menschelijke persoonlijkheid heeft voor dezen man geen waarde, wanneer zij niet een accoord vormt in de symphonie van het geheel. Zijn menschen dienen een godheid, de revolutie, of een duivel, het kapitaal. Ook in dit opzicht echter geen spoor van onwaarachtige verheerlijking of chargeering (althans niet bij den besten-Eisenstein). De aanhangers der revolutie zijn niet geïdealiseerd tot goede brave-hendrikken; neen, zij ‘zitten alleen maar in het goede schuitje’, zou men kunnen zeggen, zij hebben op het juiste paard gewed. De representanten van het ancien régime zijn geen caricaturale schurken, maar door den duivel op dwaalwegen geleide individuen, die volkomen onpersoonlijk, gedreven door een macht, die hen beheerscht, hun tegenstanders vervolgen en kwellen. Dit is Eisenstein's echt middeleeuwsche geesteshouding, die hij in zijn merkwaardige filmtechniek tot stoffelijke uiting brengt. Hij looft geen prijzen uit voor het beste revolutionnaire gedrag, maar ziet zijn gezellen even scherp als zijn vijanden. Alleen: boven de hoofden van zijn partijgenoten waait de goede, boven die van de kozakken de booze vlag!
Het zuiverst leert men Eisenstein kennen uit zijn oudste werk Staking, dat in Nederland helaas slechts in den besloten kring der Filmliga tot opvoering kwam. Hier manifesteert zich de gansche ruwe, ongezouten kracht, die dezen barbaar tot scheppen drijft. Men kan tegenover deze film al zeer bezwaarlijk staande houden, dat de Russische film de kunst als mom gebruikt voor propaganda-doeleinden, want de arbeiders, die hier een ‘wilde’ staking proclameeren, zijn vaak ontoerekenbare, bijna dierlijke creaturen, die onder Eisenstein's filmblik wel allerminst worden gedrild tot volgzame partijdiscipline! Hij verraadt hun stompheid, hun onredelijkheid als massa, en spaart hen evenmin als hun werkgevers. Staking, de film met het prachtige, maar ijzig wreede brandspuitvisioen, karakteriseert Eisenstein's communisme als een geloof en niet als een vorm van politiek; een geloof, dat voor hem het ware geloof is, en dat er niet minder waar om wordt, als de kudde der geloovigen uit halve beesten bestaat. Van een spookachtige fantasie, die aan Hieronymus Bosch herinnert, is de acte, waarin de idioten zich als een satanisch element in den stakingsstrijd mengen.
Als compositie geslotener, harmonischer is Eisenstein's meesterwerk Potemkin, dat ook hier te lande een zoo algemeene bekendheid geniet, dat men het thema als gemeengoed mag veronderstellen. Niet minder fel spreekt uit deze film met zijn adembenemende spanningen de harde geloovige, die Eisenstein is. Godskinderen zijn hier de matrozen; duivelskinderen de officieren; en ook al kan men deze simplistische tegenstelling niet aanvaarden, men komt steeds en steeds weer onder de machtige suggestie van den grootmeester, die zijn levensbeschouwing zoo kon vertolken. Men siddert onder het genadelooze rhythme, dat aan de milde tusschensfeer van het menslijden koud voorbijgaat; het gaat hard tegen hard, en wit tegen zwart, op den pantserkruiser en op de eindelooze trappen van Odessa, waar de demonische kozakken met geveld geweer kinderen vertrappen en oude vrijsters door de lorgnet schieten. Niets is er aan Potemkin, de eerste Russische film, die in Europa en Nederland doordrong, verouderd: integendeel, met de Laatste dagen van St. Petersburg menen wij aan Potemkin de eer te moeten geven, de zuiverste Russische film te zijn, die onder onze oogen kwam. Groot is dit werk, omdat het een geloof, een hard geloof, maar een oprecht geloof, bloot legt; en ook voor de bestrijders van het geloof blijft deze manifestatie onovertroffen in haar flitsende, koude oprechtheid.
Het laatste getuigenis, dat Nederland van den filmkunstenaar Eisenstein zag, was ook zijn minst gelukkige: Tien dagen, die de wereld deden wankelen. Hier werd de geloovige overrompeld door de veelzijdigheid van zijn techniek, hier werd de idee verstikt in de stof. Montage-rhetoriek kan men deze Tien dagen noemen. De montage der beelden, grondslag der Russische filmkunst, ging Eisenstein thans doorvoeren met de doctrinaire hardnekkigheid, die hem eigen is; en hij vergat, dat zonder leidende idee de beste montage spel blijft, en niets meer. Niettemin herkent men in vele fragmenten den ouden Eisenstein, al is zijn hardheid hier vaak grofheid en zijn geloof meermalen een leege formule. Een geest als die van Eisenstein verloochent zich ook in een minder sterke prestatie nooit geheel.
Nog niet lang geleden voltooide Eisenstein Die Generallinie, waarvan hij in ons land fragmenten zal vertoonen. Zijn meeningen formuleerde hij onlangs te La Sarrez op het congres voor de onafhankelijke film op een origineele, geloovige, strijdbare wijze. Werkend staat hij onder zijn landgenooten en als werkend cineast, als kunstenaar in gisting, kan men hem thans niettemin reeds huldigen om de daden, die hij volbracht.
***
Voor de ontvangst van den heer Eisenstein heeft zich een commissie gevormd, waarin zitting hebben de heeren: D. Hamburger, voorzitter van den Nederlandschen Bioscoop Bond, Pater Hyacinth Hermans, lid van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring, mr. J. Huijts, voorzitter van de Filmliga-Rotterdam, ir. J.B. van Loghem, voorzitter van de vereeniging ‘Opbouw’, en voorts de directeuren van de Fim Film te Amsterdam, de Passage-bioscoop te 's Gravenhage en van de Corso Cinema en het City Theater alhier.