Woensdag 21 september 1932

Duitsche Letteren.

Klaus Mann. Kind dieser Zeit. (Transmare Verlag. Berlin).

Het is op zichzelf al een merkwaardig verschijnsel, dat een jonge man van vijf en twintig jaar zich zet tot het schrijven van mémoires. Wat plegen mémoires, in den letterlijken zin van het woord, aan te kondigen? Een gevoel van afgedaan te hebben, afzijdig te staan, met eens beleefde dingen te kunnen spelen als voldongen factoren. De mémoires waren vroeger het voorrecht van den ouderdom, of ten minste van de gerijpte volwassenheid; men herinnerde zich, omdat men van de toekomst niet al te veel meer verwachtte.

Wanneer een vijf en twintigjarige mémoires schrijft worden de verhoudingen eenigszins anders. Men gaat zich onmiddellijk afvragen, aan welke oorzaken het te danken kan zijn, dat iemand met een toekomst zich zoozeer kan afsluiten, dat zijn verleden al een gestalte voor hem aanneemt. Doorgaans heeft men in zijn jeugd te veel schaamte voor werkelijkheid met nuchtere namen om aan een reconstructie van eigen verleden te durven denken; de vitaliteit drijft bovendien voorwaarts, het omzien en herinneren beschouwt men als een mogelijk tijdverdrijf voor den ouden dag; het zich verdiepen in détails van het persoonlijk leven kan ten hoogste hulpmiddel zijn. Geen schrijver met een persoonlijk accent of hij maakt doorloopend gebruik van ervaringen uit zijn verleden; maar gewoonlijk verwerkt hij ze, om ze als roman of essay te vermommen. Misschien is dit een terugdeinzen voor de laatste eerlijkheid; misschien is het een vorm van coquetterie met de litteratuur.... zeker is het, dat mémoires van iemand beneden de dertig jaar een zucht tot zelfbespiegeling verraden, die ongewoon is.

Nu kan men zelfbespiegelingen op verschillende wijze bedrijven. Men kan zichzelf beschouwen als een gereede aanleiding tot het trekken van algemeene conclusies, zijn ervaringen memoreeren, omdat eigen ervaringen den meest directen inlichtingendienst vormen. In dien zin zijn de Pensées van Pascal mémoires, hoewel zij geen beeld geven van een verleden; aan de algemeene conclusies van Pascal kan de lezer, aangenomen, dat hij de vereischte intuïtie bezit, gemakkelijk de persoonlijke ervaringen aflezen, al zijn zij meerendeels verzwegen of achterafgehouden. Er is echter een andere mogelijkheid: dat men op de feiten van zijn leven zoo verliefd raakt, dat men babbelzuchtig wordt en aan alle herinnerbare anecdotes buitensporige waarde gaat toekennen. In dat geval mag men wel den avontuurlijken levensloop van een Casanova hebben om niet vervelend te worden; en zelfs Casanova's mémoires vervelen op den duur...... De uitvoerigheid waarmee sommige menschen in de pietluttigste aangelegenheidjes van het voorbije kunnen zwelgen, alleen, omdat het voorbij is en dus (redeneeren zij) ‘interessant’, is veelal ontstellend; deze herinneringsziekte kan zelfs het ophouden van alle geestelijke elasticiteit beteekenen. Tusschen deze beide uitersten van zelfbespiegeling bestaat een scherp contrast, hoeveel nuances dat contrast ook mogen verdoezelen; niet wat men zich herinnert, zelfs niet hoe beeldend men zich herinnert, maar waarom men zich herinnert geeft den doorslag.

Klaus Mann levert nu het niet alledaagsche voorbeeld van een auteur, die mémoires schrijft op den drempel van het leven. De vraag, die men zich aanstonds stelt, is: waarom herinnert hij zich? Hebben de vijf en twintig eerste jaren hem zooveel eerlijkheid gegeven, dat hij de naakte feiten van zijn verleden nu al tot object van zijn bespiegeling kan maken? Of is het alleen een soort cultureele babbelzucht, aangelengd met den lust tot litteraire schandaaltjes, die hem tot deze vroegtijdige gedenkschriften hebben gebracht?.... Het komt mij voor, dat de schrijver van Kind dieser Zeit op bijna iedere bladzijde het antwoord moeilijk maakt. Klaus Mann heeft een uitgesproken tooneelspelerstalent; van zijn prilste kinderjaren af speelde hij tooneel, zooals hij zelf in zijn bekentenissen vertelt. Ongetwijfeld heeft zijn boek de bedoeling een volkomen eerlijke biecht te zijn, niets te verzwijgen om de eigen ijdelheid te streelen; het staat sterk onder invloed van Gide's Si le Grain ne meurt, is bezeten van dezelfde waarheidsdrift, geeft zich dezelfde moeite om onpersoonlijke schijnconclusies te vervangen door hoogst persoonlijke ervaringen; het deinst niet terug voor het noemen van namen, vervalt daarom herhaalde malen in te onbelangrijke breedsprakigheid, die alleen ‘de familie aangaat’, maar weet de litteraire pose te vermijden. Den jongen Klaus Mann ziet men opgroeien in het huis van zijn beroemden vader Thomas Mann, met zijn zuster Erika, schrijvend en acteerend bijna van de wieg af; men ziet hem later, vroegrijp kind van den wereldoorlog en de inflatie, tusschen de kakelbonte coulissen van een half amoreel, half vertwijfeld pathetisch Duitschland ronddolen; en men leest daartusschen door de intelligente opmerkingen van den vijfentwintig-jarige, die deze tragicomedie overziet, alsof het verleden voorgoed de toekomst had overwonnen.

Deze herinneringen zijn volstrekt niet alleen document van een ‘ontwortelde jeugd’; de auteur vermijdt zelfs met tact om zich op die ‘ontworteling’ te beroemen, zooals in zekere kringen gebruikelijk is. Men krijgt den indruk, dat hij zelf niet weet, wat er in zijn verleden echt was en wat tooneel en schmink; de twijfel aan de echtheid der sensaties loopt door het geheele boek heen. Het is de geboren acteur, die door het vele acteeren een extra groote dosis skepsis heeft opgedaan inzake de grillen der herinnering: hij weet, dat hij veel gelogen heeft, meer nog dat hij een wonderlijk plezier in het liegen heeft gehad, en hij wantrouwt dus bij voorbaat de eerlijkheid der herinnering. Maar tevens vertelt hij schaamteloos, om zich als Kind dieser Zeit, met schmink en al, bloot te geven aan de nieuwsgierigheid van hen, die geen medelijden met hem zullen hebben; zonder litteraire fraaiigheid, maar overal met de bijna onmerkbare styleering van den acteur, die zich een houding geeft. Het aantal levensmetamorphosen, waarvan de acteur vaak zelf niet weet, of zij uiterlijk of innerlijk zijn, groeit in dit boek tot een maximum; een gedesequilibreerd individu wordt heen en weer geworpen tusschen Wedekind, Steiner en Nietzsche; het grijpt van iederen invloed het effect, meenend den invloed zelf te ondergaan. Klaus Mann is één voorbeeld uit velen, die Nietzsche op een verkeerden leeftijd ontmoet hebben; hij heeft hem gelezen als den dichter van Also sprach Zarathustra, zonder hem te kunnen doorgronden als den denker van de Wille zur Macht; hij heeft Nietzsche beleefd als het theater van groote gebaren en met plannen rondgeloopen om een Christusdrama te schrijven, gemengd uit een middeleeuwsch mysteriespel, Nietzsche en een sensatiefilm!

Tot algemeene conclusies komt Mann niet; zijn gedenkschriften verloopen tegen het eind in een oppervlakkig panorama van inflatie-symptomen; het gedeelte dat den vroegen kindertijd behandelt, is het belangrijkst en het intelligentst gecommentarieerd. Er komt geen beslissende oplossing naar den kant van Pascel of Casanova; het waarom van deze herinneringen is niet gemakkelijk te vinden, omdat de acteur der eerlijkheid tenslotte.... ook zijn eerlijkheid speelt. Misschien moet men de laatste bladzijden van een boek als verraderlijk beschouwen; dan zou men het geheim van den mémoires-schrijvenden Klaus Mann kunnen zoeken in zijn verhouding tot zijn vader, met wiens naam hij heeft moeten leven en publiceeren. Op één dier laatste bladzijden staat een merkwaardige bekentenis: ‘Ik heb mijn onbevooroordeelde lezers nog niet gevonden. Niet alleen de tegenstander, maar ook de mij welgezinde construeert tusschen datgene, wat ik schrijf en het werk van mijn vader instinctief het verband. Men beoordeelt mij als den zoon.’

Het kan één der hoofdmotieven van den jongen Mann geweest zijn, door een biecht van dit noodlot los te komen; want het is ongetwijfeld origineel, om in de schaduw van den Zauberberg alle litteratuur aan den kapstok te hangen, men vergeve mij het beeld. Een abrupte uitbarsting van Klaus Mann verschilt inderdaad van de langzame cultuur van Thomas Mann. Zou hier het waarom van deze vroege mémoires te vinden zijn?

 

MENNO TER BRAAK.