[p. 286]

VI
Epiloog

Nu is ook dit papieren avontuur weer ten einde; het heeft vorm gekregen en is daarmee van avontuur tot geformuleerde phase van mijn leven geworden. Toen ik begon scheen mij dit spel tusschen ‘ik’ en abstracte theorie zooveel kansen te bieden om de pedante stijfheid der formule te ontvluchten, dat ik zelden den weerstand van den vorm ondervond; dit ‘ik’ paste zich soepel en geluidloos aan bij wat ik te zeggen had; het was bijna een verrassing voor mijzelf door zijn openhartigheid en onlitteraire directheid. En nu? Langzaam maar zeker sleet ook deze gewaarwording in mij uit; al schrijvende voelde ik, hoe het persoonlijk voornaamwoord van den eersten persoon zijn onbeschaamden klank voor mijn ooren verloor en hoe ook deze ‘biecht’ geladen werd met theorie; tegen het slot verdroeg ik mijn ‘ik’ alleen nog als de vervulling van een gelofte, aan de eerste bladzijden gedaan. Een klein heimwee sloop binnen: naar den streng onpersoonlijken stijl van de wetenschappelijke verhandeling, naar het zoo totaal andere spel (van kat en muis) met de gestalten van een roman; en vooral: naar een terugkeer van de scepsis, die ik bezig was als een laatste illusie van den geest af te wijzen voorgoed. De zeker-

[p. 287]

heid, dat ik mij ook van dit ‘ik’ nog juist een procent te veel had voorgesteld, nam hand over hand toe; en bij het doorbladeren van mijn manuscript was mijn voornaamste troost het ontdekken van steeds meet onopgeloste en zelfs positief verscherpte tegenstrijdigheden. Meer dan de ik-toon bleven die ontdekkingen mij binden aan mijn boek; aan die onopgelostheid, en niet aan een verwisseling van pronomina, zullen mijn vrienden het herkennen; met al zijn aphoristische uitvallen en zijn grammatische willekeur zullen zij het liever aanvaarden dan het referaat van een philosoof, dat beslag op hen wil leggen en hun een partij wil opdringen. Zij zullen zelfs kunnen vergeven, dat ik thans nog een kind ben van mijn boek en met een zekere aanhankelijkheid en trots wil instaan voor mijn ‘waarheden’; want de nieuwe scepsis nadert niet snel, en zeker minder snel dan de scepsis van vroeger. Maar van één ding zullen zij overtuigd zijn: alleen voor vrienden was ik zoo positief, voor onverschilligen en algemeen-ontwikkelden had ik den bestendigen ondergrond der scepsis al veel eerder toegegeven. Wat kan het mij schelen, ‘waar’ te zijn voor een dominee of een dichter? Het was mij alleen iets waard, dat mijn vrienden niet vroeger, niet ‘geestelijker’ sceptici zouden zijn dan ik zelf.

Een laatste criterium. Het viel mij in onder het schrijven, eenige maanden geleden, maar ik bewaarde het. Lavoisier verzocht om de gunst, voor zijn terechtstelling een wetenschappelijk onderzoek

[p. 288]

te mogen voltooien. Ik hoorde daarvan al in mijn jeugd; als ik toen aan die geste dacht, vervulde zij mij met bewondering, maar ook met een vaag afgrijzen. Iets in mij protesteerde toen al zonder tot formules te kunnen komen naast de hevige bewondering, tegen die barbaarsche toewijding aan een zoo abstract geloof als de wetenschap; had Lavoisier in het aangezicht van den dood niets beters te doen dan den voortgang der chemie te bevorderen? Ik aarzelde tusschen mijn vereering voor die geringschatting van de guillotine en mijn protest, tusschen Lavoisier, den verachter van den dood, en Lavoisier, den slaaf der scheikunde, die misschien door de wetenschapsillusie genarcotiseerd den dood werkelijk als een onbelangrijk incident kon ontmoeten... Dit staat voor mij vast: had men mij onder het schrijven van dit boek den dood op korten termijn aangekondigd, dan zou ik dien termijn niet gebruikt hebben om het te voltooien; het zou spoorloos weggevallen zijn voor een laatsten pijnloozen middag in de plantaardige stilte van een dorpstuin en, misschien, voor een gesprek met mijn vrienden van weinig woorden en veel zwijgen, ver van alle wetenschap.

[p. 289]

VAN DENZELFDEN SCHRIJVER VERSCHENEN VROEGER:

 

KAISER OTTO III (Diss.)
CINEMA MILITANS (Essays)
HET CARNAVAL DER BURGERS (Essay)
DE ABSOLUTE FILM (Essay)
AFSCHEID VAN DOMINEES LAND (Essays)
MAN TEGEN MAN (Essays)
HAMPTON COURT (Roman)
DÉMASQUÉ DER SCHOONHEID (Essay)
DR. DUMAY VERLIEST... (Roman)
[p. 292]

NIJGH & VAN DITMAR n.v.

DRUKKERS

ROTTERDAM