Op de Waterloobrug
van Robert Emmet Sherwood -
Rott.-Hofstadtooneel - Kon. Schouwburg.

De schrijver van ‘Op de Waterloobrug’ geeft zelf in het programma een kleine anecdote als toelichting tot het ontstaan van zijn stuk. Hij kwam in Oct. 1918 als herstellende in een Londensch hospitaal en maakte in London het einde van den oorlog mee. Bij de feestviering ter eere van dat einde werd hij door de menigte tegen een aardig meisje aangedrukt dat hij aan een Amerikaansche vlag en een Broadway-accent als een dame van over den Oceaan defineerde. Hij maakte kennis met haar, vergat echter haar adres te vragen en zag haar dus nooit weer. Het resultaat voor de dramatische kunst was, dat Sherwood een tooneelspel over deze bekende onbekende dichtte, waarvan wij gisteravond de première hebben bijgewoond.

In de verbeelding van Sherwood is het meisje met de vlag een meisje van pleizier geworden, dat op de Waterloobrug ‘klanten’ tracht te vinden. Zij ontmoet een naïeven, maar door en door fatsoenlijken en goeden korporaal, die van haar carrière niets weet en ook niets vermoedt. Er ontstaat een begin van een idylle, die aanleiding geeft tot een huwelijksaanzoek van onzen korporaal; dan komt de onthulling van de ware situatie; de korporaal blijft echter trouw aan zijn liefde en op de Waterloobrug neemt hij afscheid van Myra, de vrouw, die hij liefhad en lief blijft hebben. Hij gaat weer ten oorlog en men weet niet, of hij weer terug zal komen. Deze geschiedenis speelt zich af onder het geplof van de bommen der Duitsche aviateurs en het geratel der machinegeweren.

Ik kan de keuze van dit wel zeer conventioneele en melo-dramatische stuk moeilijk bewonderen. Er is in den heelen ontwikkelingsgang van Sherwoods tooneelspel vrijwel geen origineel moment te ontdekken; alle conflicten zijn zoo uit den treure afgespeeld en bovendien nog door de film opgebruikt, dat men zich verbaasd afvraagt, hoe zelfs een tooneelschrijver van het tweede plan zulk een onoorspronkelijk geval heeft kunnen bewerken. Was het als melodrama nu nog buitengemeen geslaagd, dan zou men er desnoods als zoodanig vrede mee kunnen hebben; maar de techniek van de compositie is ook al verre van sterk. Wat er in de eerste twee bedrijven gebeurt, is bitter weinig, en dat geeft den auteur aanleiding tot het uitspinnen van allerlei onbeduidende neven-motiefjes. Het derde en vierde bedrijf zijn weliswaar wat meer op de hoofdzaak geconcentreerd, maar zij blijven te conventioneel om het tooneel te kunnen vullen. Al het gegooi met bommen doet er niets een af of toe, dat ‘la dame aux camélias’ in deze Angel-saksische toonzetzetting er niet op vooruit is gegaan.

Zou een geïnspireerde, snelle vertolking dit stuk hebben kunnen redden? Ik betwijfel het, maar de vertolking was ook niet geïnspireerd en snel, op enkele momenten zelfs zeer vlak en zeer traag. Eer het geïmproviseerde souper in het tweede bedrijf opgegeten was, had ik mij al eenige malen afgevraagd, of het geen tijd werd af te ruimen. Vooral een ‘uit eigen beweging’ al zoo weinig snel stuk mag men wel met tempo spelen, wil er werkelijk wat schot in komen; maar daaraan ontbrak het gisteravond. Het samenspel was weinig gelukkig en ook de rollen afzonderlijk beschouwd leken mij grootendeels niet overtuigend. Annie van Ees als Myra, het meisje van pleizier met den beteren achtergrond, gaf minder relief aan deze figuur, dan wij het van haar gewend zijn; ik wil niet zeggen, dat zij er naast was, maar zij bleef aan de oppervlakte. Ook Dick van Veen had geen gelukkigen avond, hij was niet rolvast, had geen bepaalde opvatting van zijn korporaal, en alleen met een paar sterke scènes komt men er ook niet. Het best voldeden Mimi Boesnach als de pittig gespeelde vriendin van de vlakte. Piet Bron als de gemoedelijke brigadier van de militaire politie en Enny Heymans-Snijders als de juffrouw, die met een bezwaard gemoed, maar groote financieele talenten kamers aan lichte dames verhuurt.

Voor de regie van Cor van der Lugt Melsert was de opvoering dus niet bepaald een succes. Het brugdécor van Veterman en Brückmann was bijzonder geslaagd, maar aan de bombardementseffecten geloofde men in de zaal niet recht. Dat die zaal trouwens opgetogen was over het gebodene lijkt mij aan eenigen twijfel onderhevig.

M.t.B.