Kurhaus-cabaret
Louis Davids weer in Scheveningen
Gisteren was het nog niet het rechte weer voor Scheveningsche vermakelijkheden; op het terras van de Kurhaus Bar woei een wat al te koele wind over de koffie van de pauzeerende bewonderaars van Louis Davids, die hem reeds in grooten getalen waren komen begroeten. En toch was het mooi weer; zoo koud kan het in dit klimaat zijn, als men Juni schrijft.
Het cabaret zelf was ook nog niet volkomen ingezomerd. Voor men op gang was, waren er al enkele nummers gepasseerd, waar men nu niet bepaald door meegesleept werd. Wellicht ook dit om de moeilijke baring van dezen aarzelenden zomer op de planken stijlvol te symboliseeren? Hoe het zij, de ‘English Entertainer’ Ralf Hatton, die op alle lichaamsdeelen liep, waarover een mensch beschikt zonder er echter gewoonlijk op te loopen, was niet overweldigend, en de chansonnière Olga Irèn Frölich, wier repertoire en optreden meer grof dan geestig waren, kon mij evenmin bijzonder bekoren. Pas met de lang niet onaardige ‘Pat Millers’, een ‘Anglo-Dutch Harmony Combination’, d.w.z. een viertal Nederlanders, die beter Engelsch dan Hollandsch zongen, kwam er wat schot in, en gelukkig was Louis Davids er voor de pauze ook nog. Hij deelde ons o.m. mee, dat Dolfuss zich voortaan Dolfu zal noemen, omdat hij de SS niet achter zich heeft en confereerde verder het programma op de hem eigen amusante wijze. Als dichter en voordrachtskunstenaar scheen hij niet zoo op dreef als andere het geval is, hetgeen niet wegneemt, dat hij o.a. met ‘Ma is in de Politiek’, ‘De Zesdaagsche’ en een aardig polyglot liedje groote succes had. Succes heeft deze man trouwens altijd, hij mag dan nu eens meer, dan eens minder gedisponeerd zijn.
Het contact met de zaal sleept hij er desnoods uit, en als ‘oude bekende’ van het publiek heeft hij thans een bijkans familiaire positie veroverd in den Haag. Hij heeft het tot een ritueel weten te brengen, volgens hetwelk hij zich veroorloven kan met de menschen om te gaan, en elk ritueel veronderstelt een schare, die gehecht is aan den ceremoniemeester. Zulk een schare bezit Louis Davids.
Later op den avond werd het zomerscher ook in het programma. Voor Hetty Verbeek, die ziek was, viel Dora Paulsen in; met een drietal voordrachten toonde zij zich een diseuse van sobere distinctie en veel talent. Dan was er Max Hermann, die Davids als conférencier niet onverdienstelijk afloste en een paar uitmuntende parodieën te zien gaf; korte en meestal zeer expressieve karakteristieken, o.m. van Charly Chaplin en Al Jolson.
Het besluit van den avond was het optreden van een virtuoozen goochelaar: Walter Sealtiel, ‘den man, die Scotland Yard uitdaagt’. Behalve een charmanten glimlach bracht deze kunstenaar vele dassen, een aantal snelle en speelsche trucs, benevens een handleiding in het zakkenrollen mee. Het resultaat van de laatste is inderdaad een bruskeering van de politie!
Het was dus een begin met ups and downs, dat nog wel een crescendo doet verwachten. Maar, met den zonnigen glimlach van Jetty Cantor en het sympathieke geluid van haar viool als begeleiding, zal ook dit programma wel op belangstelling mogen rekenen.
M.t.B.